Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Woorden die beginnen met 'sch'

    1. scha (140)
    2. sche (161)
    3. schi (93)
    4. schl (1)
    5. schm (1)
    6. schn (1)
    7. scho (166)
    8. schr (62)
    9. schu (103)

    De volgende 668 termen in onze databank beginnen met 'sch':

    scha en schande, met ~
    schaai, zijn ~ inhalen
    schaamte, in de grond zakken van ~
    schaamtelijk
    schaap, ’t ~ is de preut af
    schaap, omgekeerd ~
    schaapsknieën
    schaar
    schaar, in ~
    schaarbij, het is daar van ~
    schaas
    schaatsbelg
    schaatspiste
    schaawe
    schab
    schab, op het ~ blijven staan
    schab, van 't ~
    schabbe
    schabbejak
    schabbernak
    schabelleke
    schabletter
    schablier
    schabouwelijk
    schacht
    schachtendoop
    schachtenmeester
    schachtentemmer
    schachtenverkoop
    schachtenweek
    schachtin
    schade, de ~ opmeten
    schade, stoffelijke ~
    schadevergoeding, morele ~
    schadeverwekkend
    schadeverwekker
    schaduwfavoriet
    schaffelen
    schaffen
    schakelen
    schale
    schale, de ~
    schalie
    schaliebet
    schaliedak
    schaliedekker
    schaliëndak
    schalijk
    schalk, ergens niet ~ aan zijn
    schalmen
    schalotteren
    schalul
    Schalulleke
    scham
    schamateren
    schamateur
    schammerant
    schamoteren
    schampavie
    schampavodder
    schampevie
    schamplavie
    schand, er ~ af klappen
    schand, in 't ~ vallen
    schandaleren
    schandaliseren
    schandalitis
    schandeliseren
    schannebreken
    schannen
    schanulleke
    schap
    schap, er nevest gelegen hebben in 't ~
    schap, van ’t ~
    schap, van het bovenste ~
    schapendraad
    schapenkop
    schaperen
    schaphaaske
    schappelier
    schapraai
    schar
    scharbieljen
    scharding
    schare
    scharemenneke
    scharen
    scharesliep
    scharlings
    scharminkel
    scharminkelen
    scharniermagistraat
    scharnierman
    scharniermoment
    scharre
    scharreldewiep
    schart
    scharten
    schartig
    schat van een ander
    schatatie
    schatbewaarder
    schatse
    schatsen
    schattebol
    schattebolleke
    schattemie
    schatten, licht ~
    schattenbol
    schauw(t)e
    schauwe
    schauwe, dat het ~ geeft
    schavak
    schavakken vangen
    schavelen
    schavelinge
    schavelingen, maat ~
    schaver
    schaverdienen
    schaverdijn
    schaverdijnder
    schaverdijnen
    schavotje, op het ~ staan
    scheden
    schee
    scheef
    scheef gaan
    scheef zitten
    scheefgeladen
    scheefgepoepte lavabo
    scheefpoepen
    scheefpoeper
    scheefpoeperij
    scheefslaan
    scheefslagen
    scheeftrekking
    scheeglas
    scheeing
    scheel
    scheel, het ~ eraf zuipen
    scheelhaar
    scheenlap
    scheep gaan, met iemand ~
    scheepstrekker
    scheerbord
    scheerborstel
    scheergerief
    scheerlings
    scheermachine
    scheerzolder
    schêês
    scheet
    scheet, bedorven ~
    scheet, een ~ groot
    scheet, een ~ in een fles
    scheet, een ~ in een netzak
    scheet, een ~ op een stokje
    scheet, verlegen ~
    scheetkliever
    scheetmeet
    scheewei
    scheiden gelijk de hond van zijne stront
    scheidingsfactuur
    scheidingstaks
    scheikundelabo
    scheile
    scheimuur
    scheir
    scheiren
    scheisserei
    schel
    Scheld
    Schelde, aan de ~
    Schelde, er zal nog veel water door de ~ lopen
    Schelde, het is niet omdat iedereen in de ~ springt dat...
    scheldemug
    Scheldesteen
    scheldnationalisme
    scheldtirade
    schele otter
    schelen
    schelfhof
    schelfie
    schelft
    schellen
    schellen en bellen
    schellen, de ~ vallen van zijn ogen
    schellen, doe de ~ van uw ogen
    schellen, om patatten op te ~
    schelm
    schelmes
    schelp
    schelp, een lege ~
    schelp, in zijn ~ kruipen
    schelp, uit zijn ~ komen
    schendt ge uw neus, ge schendt uw aangezicht
    schenen, tegen uw ~ waaien
    schenterventen
    schenteventen
    schenteventer
    schep
    schepen
    schepen van geluk
    schepen, eerste ~
    schepenambt
    schepencollege
    schepene
    schepenen, college van burgemeester en ~
    schepenenbal
    schepenmandaat
    schepenwissel
    scheper
    scheppen, ene ~
    schepspon
    schepuit, de grote ~
    schepzak
    scheren, hoge toppen ~
    scheresliep
    scherfmachien
    scherlewiep
    scherlings
    scherm, het kleine ~
    schermconstructie
    schermen, voor iets of iemand ~
    schermgezicht
    schermutselen
    schermutselingen, buiige ~
    schermvennootschap
    scherpe, op ~ lucht zijn
    Scherpenheuvel, ge kunt daar ~ zien in liggen
    Scherpenheuvel, op zijn knieën naar ~ gaan
    scherper
    scherrelings
    scherremerre
    scherrewekske
    schet
    schete
    schete, een ~ verdraaid zitten
    schetebees
    schetebeze
    schetelater
    scheten, schuim van ~
    scheten, zeven ~ groot zijn
    schetkont
    schets
    schetsbaan
    schetsen
    schetten
    scheup
    scheure
    scheurebek
    scheurlijst
    scheurmond
    scheurpen
    scheurtjescentrale
    scheurtjesreactor
    scheusseneer
    scheut
    scheut, ~ spelen
    scheute hebben
    scheutel
    scheuteldoek
    scheutelvlees
    scheutig
    scheutig, ergens niet ~ op zijn
    scheve apostel
    scheve architect
    scheve lavabo
    scheven horst
    schicht, in een ~
    schie
    schie, zijn ~ krijgen
    schieë, op het ~ van de met
    schieke
    schier
    schierloos
    schiessig
    schiessigaard
    schietbarak
    schietbos
    schieten voor nen trouwer
    schieten, in actie ~
    schieten, propkes ~
    schieten, zich door de kop ~
    schieterke
    schietgeweren, wolfijzers en ~
    schiethuif
    schietig
    schieting
    schietkraam
    schietlap, ga uit mijn ~
    schietschool
    schiette
    schietten
    schietvod
    schieveren
    schifting
    schifting voeren
    schiftingsproef
    schiftingsvraag
    schijf
    schijf, in schijven van
    schijfke, zet eens een ~op
    schijfwerpen
    schijn
    schijnheilig paterke
    schijnheiligaard
    schijnhomo
    schijnkind
    schijnsamenwoonst
    schijt omhoog
    schijt, het ~ van iets of iemand krijgen
    schijt, het groen ~ van iets of iemand krijgen
    schijt, het kou ~ van iets of iemand krijgen
    schijt, het plat ~ van iets of iemand krijgen
    schijt, het vliegend ~
    schijt, krijgt het vliegend ~ en korte armkes
    schijte van de mart
    schijtebenauwd
    schijtecanard
    schijtegoedkoop
    schijten, hoger ~ dan zijn gat staat
    schijten, in zijn broek ~
    schijten, in zijn slunsen ~
    schijten, leer eten en ~ schoen
    schijter
    schijtezat
    schijthuiske
    schijtkoek
    schijtkont
    schijtkonterij
    schijtkut
    schijtpapier
    schijven
    schijven, in ~ van
    schikken
    schikken, het loecht ~
    schikking
    schikkingen treffen
    schild en vriend
    schilderborstel
    schilderen, staan ~
    schildersborstel
    schildersklaar
    schildersstiel
    schillen
    schillen, om patatten op te ~
    schinken
    schip
    schip, 't ~ op zijn
    schip, ze zijn een ~ aan het laden
    schippe
    schippe ofkuschen
    schippen
    schipperin
    schipperskwartier
    schitbos
    schlesch
    schminkdoos
    schnock, oude ~
    schoapemuultje
    schobbejak
    schobbelen
    schobben
    schodder
    schodderen
    schoddering
    schoë
    schoedere
    schoefel
    schoeffelen
    schoekdere
    schoelie
    schoelint
    schoempelen
    schoen, leer eten en schijten ~
    schoenblink
    schoendoos
    schoenen, vrij van ~ zijn
    schoenlap
    schoenschmink
    schoentje, hier knelt het ~
    schoentje, waar knijpt het ~
    schoentje, waar nijpt het ~
    schoentjes, in nauwe - zitten
    schoentrekker
    schoep
    schoepen
    schoeperen
    schoeppes
    schoer
    schoere
    schoere, over zijn - kijken
    schoerke staan
    schof
    schof, in het bovenste ~ zitten
    schoffel
    schoffelen
    schoffelscheute
    schofferdaan
    schofferdijnen
    schoft
    schok, in ~ zijn
    schok, op ~ zijn
    schokken
    schokschouderen
    schoksen
    schol
    schol, als ge er niet van drinkt dan blijft het vol
    schol, geschollen
    scholier
    scholierenkoepel
    scholierenkoepel, Vlaamse ~
    scholk
    schollen
    scholmbard
    schommelen
    schommelmeid
    schone jongen
    schone koeten
    schone, ne ~ zijn
    schonekes
    schoner als het plechte
    schonigheid
    schonigheid, voor de ~
    schoofzak
    schooier
    schooierfight
    schooister
    school doen
    school, als het geen ~ is, is het kerk
    school, in de ~
    school, vrije ~
    schoolbanken, op de ~
    schoolgerief
    schooljuffra
    schoolkamperen
    schoollopen
    schoolmeesternederlands
    schoolmistess
    schoolnet
    schooloorlog
    schoolpact
    schoolpoort
    schoolstraat
    schoolstrijd
    schoolverlof
    schoon
    schoon gaan
    schoon gerief
    schoon gezegd
    Schoon Lier
    schoon nederlands
    schoon ogen, voor zijn of haar ~
    schoon spreken
    schoon spreken hebben
    schoon van wijd, wijd van schoon
    Schoon Vlaams
    schoon volk
    schoon weer, vanwaar komt dat ~ ineens
    schoon, ~ zitten
    schoon, daar ~ staan
    schoon, dat het niet ~ (meer) is
    schoon, dat is nogal ~
    schoon, er ~ bij staan
    schoon, het ~ leven
    schoon, het ~ verdiep
    schoon, het ~ voor het zeggen hebben
    schoon, te ~ zijn voor
    schoonbroer
    schoonder
    schoonekes
    schoonheid, in ~ eindigen
    schoonheidswandeling, geen ~ zijn of worden
    schoonmoeder, (de) ~ spelen
    schoonmoedertoestand
    schoonogen
    schoonspreken
    schoonste boerin van Vlaanderen
    schoonste, het ~ van de zaak
    schoonte, de ~
    schoop
    schoot, in de ~ van de regering
    schop
    schorebol
    schoren
    schorremôrie
    schorremorre
    schorreworretje
    schorsen
    schorsenelen
    schorte
    schorte, e ~ groot
    schorteblauw
    schortekleed
    schortevullebeuter
    schotel, bereide ~
    schoteldoek
    schotelhuis
    schotels, schotelen
    schotelvod
    schotelvod, zo slap als een ~
    schots
    schouderband
    schouent
    schouw
    schouw, roken als een ~
    schouwen
    schouwgarniture
    schouwing
    schouwingsbewijs
    schouwpijp
    schouwte
    schouwveger
    schoven
    schoverdijnen
    schowe
    schraal
    schraam
    schraan
    schrabielen
    schrammoelje
    schramul
    schrank
    schranken
    schrans
    schranzen
    schrapenel
    schrapping, ambtelijke ~
    schraveleir
    schravelen
    schreboele
    schree
    schreeën
    schreef, een ~ aan hebben
    schreemen
    schreeuwen
    schreeuwen, dat is om te ~
    schreeuwlelijk
    schreien
    schremen
    schremienge
    schrepen
    schreve
    schribbel
    schrieën, van kwikkelen komt ~
    schriftvervalsing
    schrijf
    schrijlings
    schrijne
    schrijnwerker
    schrijvelaar
    schrijven
    schrijven, waar gaan we dat ~
    schrijver
    schrijverke
    schrijversstiel
    schrik hebben
    schrik, dood van de ~
    schrik, een ~ pakken
    schrik, een heilige ~ hebben
    schrikkelen
    schrikkelijk
    schrikkentist
    schrikkepiet
    schrikkepuit
    schrikschijter
    schrikschoen
    schrin
    schrobber, arme ~
    schroe
    schroeien
    schroemmelen
    schroemoele
    schrok
    schruwel
    schruwelen
    schuddelen
    schudden
    schudden, naar javita apen ~
    schudding
    schuffel
    schuffel
    schuffelen
    schuffelvoor
    schuflet
    schui
    schuien
    schuif
    schuif, in de ~ steken
    schuif, in de bovenste ~ liggen
    schuif, in de onderste ~ liggen
    schuif, niet het scherpste mes uit de ~
    schuif, op ~ gaan
    schuifaf
    schuifel
    schuifelaar
    schuifelbout
    schuifelen
    schuifelet
    schuifeling
    schuiferling
    schuiferluite
    schuifkaas
    schuifkaas eten
    schuifke, het ~ krijgen
    schuifkes, in ~
    schuilebet
    schuilhuisje
    schuim van scheten
    schuimwijn
    schuinover
    schuinsrechtover
    schuirpens
    schuisen
    schuit
    schuit, ze gaan een ~je lossen
    schuite
    schuive
    schuiven, in de bak ~
    schuiver
    schuld, de ~ steken op
    schuld, de ~ van (de) VTM
    schuld, wat is mijn ~
    schuldbemiddelaar
    schuldbemiddeling
    schuldenput
    schuldhond
    schuldig verzuim
    schuldinvorderaar
    schulle
    schulleke
    schup
    schup, de eerste ~ in de grond
    schup, geen ~ te veel doen
    schup, met de ~ op zijn rug lopen
    schup, zijn ~ afkuisen
    schup, zo zat als een ~
    schuppe twee
    schuppen
    schuppen boer
    schuppen zot
    SchuppenBoer
    schuppes
    schuppes, ermee ~ zijn
    schuppesteel, op een ~ zitten
    schuppezot
    schupstoel, op een ~ zitten
    schurdig
    schurdigaard
    schuren
    schuren, zich laten ~
    schurre
    schutkring
    schutsel
    schutteldoek
    schuttels
    schutter
    schuuffelen
    schuuflette
    schuur, als een ouw ~ in brand staat
    schuurborstel
    schuurder-plamuurder
    schuurdeur
    schuutje
    schuven
    schuw
    schuwe

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.