Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
De flauwerik uithangen
trunten, trunte, getrunt
Ge moet zo niet zitten trunten, ’t is maar een klein wondje.
flauwerik, bangerik
=> zie ook het werkwoord ‘trunten’
Hebt ge het nu weeral koud? Mens, gij zijt toch een truntaard.
schouder (van mensen of dieren)
Hij stak met kop en schoeren boven zijn medeleerlingen uit.
schouder (van mensen of dieren)
Hij stak met kop en schoeren boven zijn medeleerlingen uit.
vooroverbuigen (om te werken – bijv. in de aarde – of om een dweil te spoelen in een emmer water e.d.
stuipen, stoop, gestopen.
Hij stond gestopen, om de pieren uit de grond te peuteren die hij nodig had om te gaan vissen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.