Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(jargon uit het nachtelijk uitgaansleven) erectie
Opmerking / Bewerking :
De uitdrukking is vrij oud : mijn schoonvader ( °1918, woonachtig in Kapellen ) gebruikte het woord “heftepin” reeds. De betekenis was eerder een synoniem voor een afrodisiacum, c.q. een mooie meid met décolleté ! Zo waren oesters en selder " heftepin". In het begin en midden van vorige eeuw kon je het woord “erectie” niet gebruiken in deftig gezelschap ( de meesten kénden dat woord niet eens ! ). En denk er aan : van selder komt Jef uit zijne kelder !
Ik zit me een "heftepin""
Opmerking / bewerking :
we zaten met de familie mosselen-friet te eten. Iemand zei : “lekker, hé”, waarop iemand anders repliceerde : “ja, dit is heftepin”.
Of nog :
mijn schoonzus kwam binnen, ze had een grote inkijk en droeg een héél kort rokje ; kijk, zo’n is heftepin.
Volgens mij ZIT je niet “me” ( bij ons staat daar een “t” achter… ) een heftepin, iets IS heftepin !
het is een waardeloos iemand
Het is een voddevent en praatjesmaker : hij is door een ezel over een half’ deur gescheten.
Een halve deur vind je nog in paardenstallen !
(uit : WNT ) : — PARETTE — (klemt. op de 2de lettergr.), znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret (zie dus verder aldaar) en verwant met Part (I) en Prat (vergelijk die woorden).
?1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij KIL.: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, DE BO 1873.
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? JOOS 1900-1904.
?2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, CORN.-VERVL. (en SCHUERM. 1865-1870).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, JOOS 1900-1904.
?3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, CORN.-VERVL.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, JOOS 1900-1904.
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (DE BO 1873; JOOS 1900-1904).
Flurk was een figuur in de stripreeks "de Lustige Kapoentjes ( vanaf 1950 ). Zie Wikipedia ( http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Lustige_Kapoentjes ) :Flurk: de slechterik. Een al wat oudere jongen die voortdurend de Kapoentjes en de champetter pest. Hij is een echte leegloper en doet blijkbaar niets anders dan stelen, treiteren en streken uithalen. De Kapoentjes zorgen er via listen en het “poets wederom poets”-principe voor dat hij continu in handen van de Champetter terecht komt.
De betekenis van flurk = penis moet dus vrij recent zijn. In de vijfiger jaren van vorige eeuw was het ondenkbaar dat er – zelfs indirect – aan dit lichaamsdeel gerefereerd werd ! Ik vermoed dus dat flurk een neologisme is en dat de naam door Marc Sleen is uitgevonden naar analogie met “schurk”.
“Hé, Flurk, kom ’ns hier”, riep mijn vader inderijd. Hij bedoelde daarmee : pestkop, vervelend ventje; dat was dus gewoon plagend bedoeld. Er is ook een geval bekend van een politieagent die men “Flurk” noemde omdat hij de mensen nogal durfde treiteren met zijn optreden. De man is gelukkig met pensioen…
iets regelen, iets voor mekaar krijgen ( maar wel met een licht negatieve bijbetekenis : het is wel in orde gebracht, maar toch niet helemaal volgens de regels der kunst – of zelfs niet helemaal volgens de wettelijke regeltjes… )
Diejen bluts in mijnen otto hebben ze voor minder geld kunnen maken dan da’k van de verzekering heb gekregen. Dat hebbe ze goe kunnen barlikken !
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.