Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
onvoldoende inspanning doen, niet op zijn zaak letten zodat het verkeerd gaat
De uitdrukking komt uit de bouwwereld. De taak van de diender bestaat erin het gerief af te wassen zodat er geen mortel blijft aanplakken, want dan kan men er niet goed meer mee werken.
Mijne jongste heeft het er aan de unief ferm laten aanplakken en nu is hij natuurlijk gebuisd, de labbekak.
Men speelde niet voor geld maar de winnaar mocht de verliezer een paar doefen op zijn bovenarm geven.
Ik deed niet graag voor doefen met de Gutte, want die was zo sterk dat hij gemakkelijk een blauw plek sloeg.
rammeling
verwant met doef
Vroeger kreegt ge voor niks een djoefeling.
Houten buisje, meestal van uitgeboord vlierenhout, waarmee vlierbolletjes weggeschoten worden. Men stopt hierbij een bolletje vooraan in de buis en een ander achteraan waarna een stemper doorheen de buis gestoten wordt. Met een beetje gelukt vliegt het voorste bolletje dan weg. In de plaats van vlierbolletjes kon men ook een elzeflop weggeschieten, maar dan was de stemper meestal van metaal. Een proppenschieter dus.
De Ronny had met zijn flopbuis een elzeflop tegen de kop van de meester geschoten en toen heeft hij een djoefeling gehad waar hij niet goed van was.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.