Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. Veel en druk praten
2. roddelen
Iemand die veel roddelt is een rammel
Uren kon ze staan rammelen met die van daarnaast.
Pas op met haar! Ze doet niets liever dan rammelen en roddelen en kwaad vuur stoken.
iemand die het flink kan uitleggen, tateren
ook: reddelgat, tetterkont, tettergat
zie rammelen
Wat een rammelgat is me dat zeg! Daar krijg je geen speld tussen.
Met een kapmes of bijltje een boom markeren om aan te duiden dat die gaat geveld worden.
Toen mijn vader gestorven is was hij daags tevoren nog bomen gaan schalmen.
bronstig of tochtig (wordt gezegd van runderen, geiten…)
De koe staat meuntig, we moeten er mee naar de stier gaan.
Nl: kaantjes
Uitgebakken spek waarin harde stukjes vlees blijven inzitten. (zie kaantjessaus)
We aten vroeger ’s namiddags altijd gebakken patatten met kowekes en daar dronken we dan slappe koffie bij.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.