Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
wrijven, schuren
uitspraak: /’r.e s.e(n)/; /ui/ wordt kort uitgesproken
zie ook rosjen, tetteke reus
varianten:
1. reusen (ww. reuste, gereust): wrijven, insmeren, vegen
2. reussen (ww., reusste, gereust): stevig wrijven
3. russen (korte, doffe “ui”): vegen, wrijven. (Limburg)
VD etymologisch woordenboek: verwant met het Noors “rusk” afval; vroegere spelling ruysschen (1599)
Ge moet goed reussen op die koperen kandelaar, dat ’m blinkt.
Reust eens over mijne rug, dat jeukt onder mijn linker vleugel.
“Gewoon het bad in, nekvel vast houden, nat maken, inruisen me shampoo, afspoelen en daarna goe drogen me nen handdoek!” (hondenvrienden.be)
Om de plekken ervan af te krijgen, moete er e bikke over russe.
(verouderd in Nederland)
het gewone dialectwoord voor praten, spreken
etymologie: kallen* praten, callen 1285 oudhoogduits challon, oudengels ceallian roepen, oudnoors kalla; (VD etym.wdbk.)
mod. Engels: to call
A.N. raaskallen
zie ook: kal, aan de ~ komme
Zit ger nog lang blijve kalle gisteroëved? (zijn jullie nog lang blijven (na)praten gisteravond?)
Dèè kalt dich e koêt èn de kop! (lett. die praat je een gat in je hoofd, die houdt maar niet op met praten; (ook) hij is erg praatvaardig, rad van tong)
Kallentêrre zin ver op thaus aon gegange (al pratend zijn we huiswaarts gekeerd)
(verouderd in Nederland)
het gewone dialectwoord voor praten, spreken
etymologie: kallen* praten {callen 1285} oudhoogduits challon, oudengels ceallian roepen, oudnoors kalla; (VD etym.wdbk.)
mod. Engels: to call
zie ook i A.N. raaskallen
zie ook: kal, aan de ~ komme
Zit ger nog lang blijve kalle gisteroëved? (zijn jullie nog lang blijven (na)praten gisteravond?)
Dèè kalt dich e koêt èn de kop! (lett. die praat je een gat in je hoofd, die houdt maar niet op met praten; (ook) hij is erg praatvaardig, rad van tong)
Kallentêrre zin ver op thaus aon gegange (al pratend zijn we huiswaarts gekeerd)
datgene wat men zegt, gepraat; (ook) praatjes, onzin; woorden, ruzie
Mèt iemed on (de) kal koëme. (met iemand een praatje slaan)
De hébs gemèèkelek kal mèt dèè. (met die raak je makkelijk aan de praat)
Zèk mêr niks triëver, de hébs bèèter geene kal mèt de geboêre. (Zeg er maar niets over, je hebt beter geen ruzie met de buren)
Wo ne kal! (wat een onzin, dat is praat voor de vaak)
’n Kaar kal woëg nog geene kilau (lett. een kar vol praatjes weegt nog geen kilo; praatjes vullen geen gaatjes)
Och, lot de kal mêr daud! (lett. laat de praat maar dood, maak er maar geen woorden (meer) aan vuil, maak geen slapende honden wakker)
het haast niet kunnen laten om iets te doen, als het ware gedwongen zijn iets te doen en weten dat het niet mag
Van Dale (gewestelijk):
getiktakt zijn
iets dwangmatig moeten doen, betoverd zijn
in de provincie Antwerpen: beduveld zijn bezeken, gelijk ~ zijn
Ik ben getikketakt om van die pralines te eten, ik ben er precies naartoe getrokken, ik sta nochtans op regime, hoe is dat mogelijk.
Die kinderen zijn getikketakt om aan het water te gaan spelen niettegenstaande moeder het verboden heeft.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.