Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    bil
    (zn. m., ~len)

    bout, (boven)been, … i.h.b. van dieren (etenswaren)

    bv: kippenbilletjes, kikkerbilletjes, konijnenbil,…

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, algemeen

    Hühnerkeule
    Kiekenbil

    Voila, de pot met het konijn op tafel en ik zal eens opscheppen… Wie wilt er een bil?

    Brengt eens kippenbilletjes van den Aldi mee. Maar niet die voorgekruide, want die trekken op niets.

    > andere betekenis van bil

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 21 Dec 2020 15:48
    0 reactie(s)

    piering
    (de ~, (v.), -en)

    een wedstrijd pierbollen

    Hij heeft bij de piering een hesp gewonnen.

    > andere betekenis van piering

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 21 Dec 2020 15:31
    0 reactie(s)

    piering
    (de ~ (m.), ~en)

    snottebel

    vgl. piet

    Ziet ’m daar staan! Dat komt krei onder en boven zijn broek uit, de snotpieringen komen aan zijn neus uit! Heb ge ook ne frang ingestoken, jong? (waar bemoeit gij u mij, snotter!)

    > andere betekenis van piering

    Provincie Limburg
    Bewerking door de Bon op 21 Dec 2020 15:30
    0 reactie(s)

    piering
    (de ~ (m.), ~en)

    worm, pier

    zie ook: pirling, pielewuiter, piet
    terik, tetting, tettienk

    < Woordenboek der Nederlandsche Taal: piering
    Van Pier met -ing. Middelnederlands pierinc.
    ?Pier, regenworm. Gewestelijk (b.v. in Brab. en Limb.).

    De pieringen in de grond zijn goed voor mijn plantjes.

    > andere betekenis van piering

    Provincie Limburg
    Bewerking door de Bon op 21 Dec 2020 15:30
    0 reactie(s)

    krawietelen
    (ww. krawietelde, heeft gekrawieteld)

    scharen, scharten, krabbelen, scharrelen, graaien

    krawietelen: scharrelen (Mere, Moorsel). Uit WVD Pluimvee, p. 48.

    ook in de Antw. Kempen

    Weet je gie wel hoe dak ik heb moeten krawietelen om toe te komen.

    Hij heeft nogal moeten krawietelen om volk bijeen te krijgen voor zijne workshop.

    De kiekens krawietelen in het zand om pieten te kunnen vangen.

    > andere betekenis van krawietelen

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 21 Dec 2020 15:28
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.