Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
weekachtig, vochtachtig, natachtig
met vocht doortrokken
Woordenboek der Nederlandsche Taal: wak: wakachtig,
> Vlaams-België eenigszins vochtig.
De muur van de kelder is nogal wakachtig door het binnensijpelende rioolwater.
brievenbus
< brieven + boite
De buren zijn op reis en wij werden gevraagd regelmatig de brievenbwotte te ledigen.
1) schaafwonde, op het lichaam
2) schaafplek, op materiële zaken
SN: schaafvlak
zie ook plakkaat
1) Ik was op de dals van de koer gevallen en er was een heel schavak van mijn knie. “Da’s niks,” zei de non, “dat lapt zijn eigen”.
2) Die schavak op de voordeur wordt straks bijgewerkt.
> andere betekenis van schavak
een denkbeeldige schuchtere vogel met drie poten die heel snel kan zijn en meestal in de winter, als het sneeuwt, tevoorschijn komt
zie ook schavakken vangen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: schavak > schavuit: nachtuil
“Ik heb schavakken bij me bij
en ‘k leur der mee,
ik heb er ne reutepeuter
in m’n bovenzakje.
Ik heb er ne floe, floe, floe
af en toe, toe, toe
en ne slusterbubbel
in mijn kazakje!”
> andere betekenis van schavak
hondendrol
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Homp, brok. In Zuid-Ndl.
- Douë es in hiël schavak van de gracht afgekalfd.
- Hijen heet hum douë in lillike schavak van zijne vinger afgekapt, Tuerlincx
- Hij snee’ me daar ’en schavak van ’t brood, wel twee vingeren dik, Cornelissen-Vervliet (1899)
Zie uit waar ge trapt. Daar ligt ne schavak.
> andere betekenis van schavak
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.