Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand die geregeld zijn vrouw slaat
WNT: Wijventoeker, (Vl.-België) man die zijn vrouw mishandelt; vervolgens mog. ook ruimer voor: ordinaire manskerel.
“’t Is wonder hoe zulk een wijventoeker aan eene tweede vrouw geraakt is” Loquela (1893).
“Ge kunt het op z’n gezicht zien dat het zoo’n stuk wijventoeker is …. Ik heb aan de dokken te Antwerpen ’n sjouwer gekend met juist hetzelfde bakkes, en die deugde ook niet.” Claes, Deutschland (1919).
Gelukkig ken ik niemand in ons dorp die als wijventoeker wordt bestempeld.
vierkant pateeke, opgebouwd als Limburgse vlaai, met een laagje bladerdeeg, een laagje abrikozenconfituur, en afgewerkt met in reepjes versneden bladerdeeg.
in het Roeselaarse gekend als “geleietaartje”
Voor mij een sjoeke en een carré konfituurke.
heel ver
ook chakamaka
Dees schoenen zijn zo gemakkelijk, daar kan ik mee naar zjacamaca!
gaan slapen
Sloppel he mensen! Ik kruip in mijnen iemer.
bomvol, propvol
(Vroeger werden de bommen vol kruit gestopt)
ook: bommensvol
Antw: spreek uit ‘boemersvol’, ‘boemensvol’
Antw. stad: boemmedevol
Kempen: boemestevol
De kerk zat bommersvol bij de begrafenis, de mensen moesten vanachter en tot in de zijbeuken rechtstaan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.