Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
struik
De huisten groeien hard nu, eerst goe wa zon en nu goe wa regen.
Dien huist in de voorhof mag weeral bij geknipt worden, straks is em verwilderd.
gat, achterwerk, kont
Aan wat gij allemaal zegt, ik veeg er mijne nol aan.
Als ge ’t speen hebt, dan doet uwe nol zeer.
“Blonte stoot.”
Uitdagende ietwat vulgaire blondine.
Gisteren was hij weer op stap met die uitdagende blondine.
Gistere was ’em wer oep stap met dien “blonte stoot”.
mestverke = mestvarken, varken dat vetgemest wordt voor te slachten
algemeen verwijtwoord;
voor iemand die stinkende scheten laat, gulzig en/of onbeschoft eet, of eender bij welke gelegendheid.
bvb; eet met aa bakkes toe, mestverke!
géut buite schijte, mestverke!
onbeschoft mestverke!
smoel toe, mestverke!
aaft aa bakkes, mestverke!
om de overtreffende trap van iets uit te drukken
dikwijls met een pejoratieve bijklank
Frank zuchtend tot Simonneke die zit te snotteren: “En plezant dat dat hier is, ge kunt niet geloven hoe.”
En maar roepen. Ge zijt ne vriendelijke mens gij. Ge kunt dat niet geloven hoe.
En sterk dat John Massis was. Ge kunt dat niet geloven hoe.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.