Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
lef hebben
< Fr. avoir du toupet = lef hebben
In de XVIde eeuw waren er huurmoordenaars (bravi) die handelden voor edellieden. Tijdens hun misdaden trokken ze een lok van een lange toupet over hun gezicht om niet herkend te worden. Ze werden beschouwd als onverschrokken, vanwaar de uitdrukking.
De Gust heeft toupet. Gisteren ging hij, met zijn motorhelm op, dronken de weg vragen in een politiekantoor.
Personen die op een arduinen dorpel (preutekoeler) zitten te roddelen, te sjaafelen.
Die twee vrouwen zijn aan ’t preutekoelen. Over wat zou het nu weer gaan?
keuvelen, babbelen, fluisteren, stil tegen mekaar spreken
Die 2 zijn weer aan ’t sjaafelen, we mogen het weer niet horen wat ze te zeggen hebben.
Een vrouw die het rap koud heeft.
‘Tis wel 20 graden, maar ik ril toch van de kou’: zegt de katijve en ze draaide de cv op 23 graden.
talloor = bord, teirter = wandelen
Het is een kort rokje dat zodanig hard spant rond de benen van een vrouw, dat de vrouw genoodzaakt is om met kleine pasjes te gaan
Zondag bij ‘De Scheire en de schepping’ bracht Patrick DW het woord tallorenteirter aan, als een woord waarvoor er geen vertaling in een vreemde taal bestaat.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.