Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
medepastoor
in Antw.: onderpastoor
De paster en de onderpaster zingen het liefst Gregoriaanse liederen.
een hoge hoed, cilindervormig met vlak dak en een omgebogen goot als rand (meestal zwart of grijs)
zie ook: stoofbuis
Op de Koornmarkt in Antwerpen stond op het uithangbord van restaurant “de Rooden Hoed” een buis geschilderd.
hoge hoed
zie ook buis
= in Vlaanderen een spotnaam voor de hoge zwarte hoed.
Voor de trouw van zijn zus hadden de mannen een smoking aan en een stoofbuis op hun hoofd.
bevlekt (van stoffen die vochtig zijn geweest)
(WNT: werkwoord ‘bespotten’ van ‘spot’, vlek)
Tielt: bespokt = beschimmeld
in Antwerpen is de stof dan ‘gestikt’
Ge moogt de was ni te lank in het machien laten liggen, anders is hem straks bespokt.
“Die oude sacoche lag helemaal bespokt in de kleerkast.” (Tielts Woordenboek)
het braaksel, het overgeefsel
soms ook wel als ‘spaawsel’ uitgesproken
Als ge ’s nachts uit een discotheek komt, kunt ge op straat wel hoopkes spaafsel tegen komen. Hoe donker het ook is, zorg dat ge er ni intrapt.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.