Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
meenemen, bijeenscharrelen, opruimen
/ra m.e ’see r.e/
→ Fr. ramasser (= oprapen)
Als ge verhuist, moet ge heel uwe huisraad rammeseren.
De Juul zijn wijf is ervandoor; ze heeft alles gerammeseerd.
kiel, bovenste gedeelte van werkkledij
/ba z.e ’lonsj k.e/
Hedde ga maan bazzelonjke gewasse?
regenjas (voor op de fiets?)
/ka ’ba~/
Het regent pijpestelen. Ik ga mijne cabaan aandoen.
durfde, (verleden tijd)
anders is het derf (tegenwoordige tijd)
/d.est/
verbastering van het verouderde “dorst” (VT van durven)
Ik dest dat thuis niet zeggen dat ik weer gebuisd was.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.