Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
kalotje: hoofddeksel, dat priesters vroeger droegen
Priesters droegen altijd een zwart kalotje, wanneer ze de straat opgingen.
onder invloed zijn van bewustzijnsveruimende middelen
- scheef zijn (gans vlaanderen?)
- begaaid (antw? & limburg)
- uit de haak zijn
“Zo stuiken dak dee vorig weekend”
(Vorig weekend was ik erg onder invloed.)
knallertje, klappertje, kruitbolletje, dat ontploft onder de slagpin van een speelgoedrevolver, op een rolletje lint
(in deze betekenis enkel gebruikt als verkleinwoord)
zie ook perkiske in Limburg
R(eu)zjé, hedde gèj nog wa pistonnekes v(eu)r m(eu)nne revolver?
(Roger, hebt ge nog wat pistonnekes voor mijne revolver?)
bron: ‘Wa bèèrs en zoe(eu)’ (Wat Beers en zo)
driepikkel; drie takken, aan één zijde samengebonden, aan de andere zijde, uit elkaar op de grond gezet;
(1) gebruikt om hooi of andere gewassen op te drogen;
(2) gebruikt om een kookpot boven een kampvuur aan te hangen;
Me zulle_n_is ne pikkel sjorre.
(we zullen eens een driepikkel sjorren)
uitvissen, te weten komen, op de hoogte geraken
< Eng. to figure out
z. ook uitvinden
TJ: “Kunde gij dat eens niet uitfiggeren: wanneer dat de pastoors van Fredegandus en Rumoldus in ’t seminarie waren?”
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.