Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
kouwelijk persoon, koukleum
komt van: koud kieken
in Haspengouwen: kouschijter
Ik ben een echt koukiek. ik heb altijd kou.
doffer, mannetjesduif
Zijnen duiver ging op de dakgoot zitten en viel dan bijna loodrecht op het bart van het duivekot. Het gummi ringeske van zijne poot halen, in een kapsuul steken en door de constatateur draaien. Vroeger moest ge naar het duivenlokaal spurten om het ringeske af te geven. Dat was de reden waarom er aan weerskanten van de deur lange handvaten bevestigd waren, zodat de lopers ne korten draai konden maken.
—> van “barakkenvolk”
tuig, uitschot, ‘laagsoortig’ volk
Ik wil nie da mijne kleine omga me da brakkevolk van hier neffe, god weet wa voor slechte manieren em daarvan leert.
—> van “barakkenvolk”
tuig, uitschot, ‘laagsoortig’ volk
Ik wil nie da mijne kleine omga me da brakkevolk van hier neffe, god weet wa voor slechte manieren em daarvan leert.
‘vier geslachten’ in Noord-Nederlands
vier opeenvolgende generaties van hetzelfde geslacht
(driegeslacht,vijfgeslacht)
Nu mijne zoon vader geworden is van ne gezonde jonge en onze va nog leeft, hebbe we een viergeslacht.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.