Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1) niet goed weten welke ziekte iemand heeft
2) een ingebeelde ziekte hebben
vgl. kriek, het aan zijn ~ hebben
1) Die ziet zo bleek vandaag, wat zou die mankeren?
Geen flauw idee, ziek aan haar kriek misschien?
2) Hij heeft zijn eigen (eigen, zijn ~) ziek gemeld op het werk, maar heeft niet gezegd wat hij had.
Ziek aan zijn kriek zeker?
Twee koningen, twee koningen
Den derde dien is ziek
Wat heeft em, wat heeft em?
Hij heeft het aan zijn kriek
(Driekoningenlied door twee koningen gezongen)
1) uitroep van verbazing
2) letterlijk: bij luide muziek, lawaai, …
vgl. amai mijn klak
1) co-presentator Herygers bij BK veldrijden: ‘Die Klaas van Tornout, wat die vandaag heeft laten zien. Amai mijn oren.’
2) devoorzorg.be: Amai, mijn oren wijst de leerlingen op de impact van lawaai op hun oren.
uitroep van verbazing
zie ook voeten, amai mijn ~, amai mijn oren
Die wielertoeristen gaan er nogal een gat vandoor! (gat, er een ~ vandoor gaan). Amai mijn klak!
1) uitroep van verbazing
2) letterlijk: bij luide muziek, lawaai, …
1) co-presentator Herygers bij BK veldrijden: ‘Die Klaas van Tornout, wat die vandaag heeft laten zien. Amai mijn oren.’
2) devoorzorg.be: Amai, mijn oren wijst de leerlingen op de impact van lawaai op hun oren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.