Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Spotnaam van de Aarschottenaars.
vr.: kasseistampster
dim.: kasseistamperke
Oorsprong:
Toen keizerin Maria Theresia in de 18de eeuw aan de macht kwam in de stad heerste er onrust. De stadswacht patrouilleerde tijdens de nacht op de straten om de bewoners te beschermen tegen geweld en diefstal.
De nachtwachters hadden meestal andere plannen om hun nachten te vullen: op café zitten drinken. Dit stelde het volk niet tevreden en eisten daarom dat de stadswacht tijdens hun nachtelijke patrouilles met hun houten klompen op de kasseien stampten. Zo kon iedereen horen dat ze daadwerkelijk hun job aan het doen waren in plaats van op café te zitten drinken.
Zo kreeg de Aarschottenaar in de loop der tijd de naam “kasseistamper”. (Wikipedia)
zie ook Belgische bijnamen van inwoners
Rik Daems (Open VLD) was 5 jaar lang burgervader van de kasseistampers en Goedele Liekens is een geboren kasseistampster.
alfabetische lijst van bijnamen voor inwoners van Belgische gemeenten, steden, dorpen
locofaulisme: een schimp- of scheldnaam voor de inwoners van een bepaalde plaats of streek.
zie ook Belgische sportploegen, Belgische bijnamen van plaatsen, Belgische bijnamen
Ajuin, Ajuinenvreter (Aalstenaar)
Carolo, Karolinger (inwoner van Charleroi: carolorégien of Carolos)
Dikke nek, Likkebaard, Vinstermik, Ossenkop (Hasselaar)
Gapers, Anzegem, Hapert, Kemmel, Lembeke en Maaseik
Kasseistamper inwoner van Aarschot
Kiekefretter (Brusselaar)
Klokkenverver, Peesteker (Herentalsenaar)
Konijnenfretter (Dilbekenaar)
Kopvleesfretter (inwoner van Dendermonde)
Maneblusser (Mechelaar)
Messenvechter (Tremelonaar)
Pieterman, Koeienschieter (Leuvenaar)
Pjeirefretter (Vilvoordenaar)
Schapenkop (Lierenaar)
Sinjoor (Antwerpenaar)
Slijkschepper, Slijktrapper (inwoner van Berchem)
Stroppendrager, Strop (Gentenaar)
Wortelkrabber, Kaffeegieter, Stekskesman, Voddenmarchand (Ninovieter)
Witvoet (Aalstenaar)
Zot (Bruggeling)
Inwoners van Anzegem, Hapert, Kemmel, Lembeke en Maaseik worden Gapers genoemd (wikipedia)
zie ook Belgische bijnamen van inwoners
“Om duidelijk te maken tegen welk ongemak de bedevaarder iets kon kopen, bevestigde de uitbater een bord boven zijn deur. (…) De uitgangsborden kregen de naam gapers omdat ze door iedereen werden aangestaard om de betekenis van de afbeelding te achterhalen.” (Het ontstaan van de Anzegemse Gapers HN 090509)
“Wel, de Gaper is de spotnaam die de Ieperse stedelingen vroeger gaven aan de inwoners van Kemmel. Een Kemmelnaar, die voor het eerst met zijn waren naar de Ieperse markt trok, zou vol verbazing en met open mond de indrukwekkende lakenhalle aangestaard hebben.
(http://www.bakkerijpauwelyn.be)
Maaseik telt immers nogal wat fraaie herenhuizen uit de 17de en 18de eeuw, zoals in Den Gulden Boom’, ‘De Leliën’, ‘De Gapers’, ‘De Drie Mariën’ of ’In den …( G.Gielen 2008)
alfabetische lijst van bijnamen voor inwoners van Belgische gemeenten, steden, dorpen
locofaulisme: een schimp- of scheldnaam voor de inwoners van een bepaalde plaats of streek.
zie ook Belgische sportploegen, Belgische bijnamen van plaatsen, Belgische bijnamen
Ajuin, Ajuinenvreter (Aalstenaar)
Carolo, Karolinger (inwoner van Charleroi: carolorégien of Carolos)
Dikke nek, Likkebaard, Vinstermik, Ossenkop (Hasselaar)
Gapers, Anzegem, Hapert, Kemmel, Lembeke en Maaseik
Kiekefretter (Brusselaar)
Klokkenverver, Peesteker (Herentalsenaar)
Konijnenfretter (Dilbekenaar)
Kopvleesfretter (inwoner van Dendermonde)
Maneblusser (Mechelaar)
Messenvechter (Tremelonaar)
Pieterman, Koeienschieter (Leuvenaar)
Pjeirefretter (Vilvoordenaar)
Schapenkop (Lierenaar)
Sinjoor (Antwerpenaar)
Slijkschepper, Slijktrapper (inwoner van Berchem)
Stroppendrager, Strop (Gentenaar)
Wortelkrabber, Kaffeegieter, Stekskesman, Voddenmarchand (Ninovieter)
Witvoet (Aalstenaar)
Zot (Bruggeling)
- een toestand als de temperatuur beneden het nulpunt gedaald is
- ook bevriezen (> gewestelijk: bevroos, bevrozen), ontvriezen, vervriezen.
De r in de verleden tijd meervoud ‘vroren’ en het verleden deelwoord ‘gevroren’ is klankwettig ontstaan door grammatische wisseling en rotacisme, zoals in (uit)verkoren bij verkiezen. De oorspronkelijke verleden tijd ‘vroos’ — nog Vlaams — werd door analogie met verloor vervangen door vroor. In het Duits is hetzelfde gebeurd en is de – r – uiteindelijk zelfs doorgedrongen in de infinitief frieren en in de vormen van de tegenwoordige tijd. ( Etym. Woordenboek)
In de winter van 1986 waren de conservenblikjes op zolder zo hard bevrozen, tot een week na de dooi.
t’Was deze winter fel gevrozen
Zeventien graden onder nul
k’Vree met een meisken , ze heette Roze
k’Zeg het zonder flauwe kul
Kom zei ze zo , laat ons heel zachtjes
Kom zei ze , t’zal kermis zijn
k’Weet nog zo veel ondiepe grachtjes
Die al toegevrozen zijn
( https://muzikum.eu/nl/123-90-518823/vlaamse-volksliederen/aan-een-gevrozen-songtekst.html#ixzz5Y44cEzCW)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.