Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    tjolen
    (ww.)

    afzien

    Ie eit me zinne vélo ip de Kemmle geréen, moa ‘t latste stik it’n vrei getjoold!
    (Hij heeft met zijn velo op de Kemmelberg gereden, maar het laatste stuk heeft hij wreed afgezien).

    West-Vlaams grapje:
    - Weet je gie wuk da tjolen is?
    - A baneink!
    - Awel, da’s poepen met ne slap’n!!

    > zie ook andere betekenis van tjolen

    Regio Leiestreek
    Bewerking door de Bon op 24 Mar 2020 23:14
    1 reactie(s)

    tjolen
    (ww. tjoolde, getjoold)

    rondzwerven, dolen, zwerven, doelloos verplaatsen
    zn. tjoolder

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Voortgaan zonder dat men weet waar men terecht zal komen; soms met de bepaalde bijgedachte aan een trekken van plaats tot plaats, en dan zooveel als: zwerven. Alleen in Vlaanderen in gebruik.

    zie ook rondtjolen, tsjooln

    Hij tjoolt door de straat, moederziel alleen.

    “Sedertdien was ‘t een oneindig tjolen geweest van de eene hofsteê naar d’andere …, achter werk”, Streuvels (1899)

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 24 Mar 2020 23:13
    4 reactie(s)

    tjoeten
    (zn. m. -s)

    lomperik; domkop

    Die brasserie is OK, maar de garçon is maar nen tjoeten.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 24 Mar 2020 23:12
    0 reactie(s)

    krebbebieter
    (de ~ (m.), ~s)

    gierige persoon, vrek

    vergelijk krebbebieten
    Van Dale bij "kribbebijter"niet al­ge­meen gie­rig­aard, vrek

    Monique heeft een mooie erfenis gekregen. Haar pa was een echte krebbebieter.

    Regio Leiestreek
    Bewerking door de Bon op 24 Mar 2020 23:10
    1 reactie(s)

    trunte
    (de ~ (v.), ~n)

    iemand die gedurig sip, treurig kijkt en altijd moppert en klaagt

    < Bij De Bo (1873):
    TRUNTE
    v. Hetzelfde als Trutte, Bij ’t grauw gebruikelijk.
    - Dochter, vrouw, even als trutte, doch met dit verschil dat trutte een gedacht van ondeugd bevat en afkeer verwekt, daar integendeel eene trunte deugdzaam is, maar vreesachtig en besluiteloos van karakter, anders gezeid eene kwene. (… )
    Eene die kleenmoedig en talmachtig te werke gaat, en bij de minste moeilijkheden of hinderpalen klaagt en kriept.
    “Eene verdrietige, onverdragelijke trunte.”

    zie ook truntaard, truntepater

    Zie die trunte, het is weer niks goed aan dat eten.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 24 Mar 2020 23:10
    4 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.