Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
fluitje
→Fr. sifflet
Leiestreek: schuiferling
West-Vl.: schuuflette
De champetter blies op zijn schuifelet.
fluitje
→Fr. sifflet
De champetter blies op zijn schuifelet.
Leiestreek:schuiverling
West-Vl.: schuuflette
fluitje
variant: schuferling(e)
Vlaamse Kust: schuifelet
Alle Chiroleidsters dragen een schuiferling aan een touw rond de hals.
Als mijn moeder wandelen gaat, neemt ze altijd een schuferlinge mee.
(verouderd?) iemand die gedurig voor een ander vervelende werkjes moet uitvoeren
Seg! Ge meugt zelf oprommelen, ik ben hier de schommelmeid niet zenne!
geslachtsgemeenschap hebben, ook vossen, neuken, poepen
WNT: Modern lemma: vogelen
— veugelen —, onz. en bedr. zw. ww. Van vogel.
II) Bedr. of abs. en onz. Cohabiteeren, coire, en in daarbij aansluitend gebruik.
Eig. Treden, resp. paren, van hoenders. In deze bet. ook in den vorm vochelen
De haan veugelt de hen, DE BO (1873).
Overdr., van menschen, onz. en bedr. Coire, resp. futuere, beslapen. In de volkst. nog vrij algemeen, vooral in het Zuiden.
“Yverig … heb ik u al mijn dagen, O zoete Engelin! mijn liefde toegedragen …! Omdat ik wonder veel van zoete vogelen houw. Dus laten wij te zaam ons beide vaardig maken, Opdat wij met er haast aan ’t vogelen geraken: … Dus laat mijn vogel Lief! in uwe vogelkooi” Verm. A, B, C 14 (c. 1785).
Ik heb goesting om te vogelen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.