Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
opscheppen
WNT:
STOEFFEN ww. Een zuidelijke vorm naast stoffen.
— Stoffen, pochen, roemen.
“Drij beroemde doktoors zaten in een voorname herberg te stoefen over hun kunst” Coeckelb. (1903)
Karel is aan het stoefen over zijnen nieuwen auto.
-wat dronkenschap tot gevolg heeft
-het zich bedrinken, zuippartij, zatlapperij, zuipfeestje
-hoeveelheid drank waarmee men zich bezat.
WNT:
“Waar hebt ge dat zatsel gekocht?” Rutten (1890).
“Hij heeft den eersten prijs behaald: er is een zatsel aan vast.” Verz. Gezelle (voor 1899).
Die man stond vooral bekend om zijn voorliefde voor wijnen en andere zatsels.
Een zatsel met een grote hoop is plezanter.
vergiet, zeef, trizee
nevenvormen:
stramijn (Vlaamse Ardennen)
strameen (Gent)
stromijne (Meetjesland)
stramien
stamijn
stromijn (Waasland)
Patatten afgieten in een strameen.
Giet het witloof eens af in de stromeine.
vergiet
De spaghetti is al dente, giet ze maar in’t verziep
De druiven liggen in het verzijp.
“De bovenste puntjes van de artichoken afsnyden en een weynig in ’t water leggen, dan in kokende water met wat zout en op een verzijp leggen dat zy uytdruppen” bij Liev.-Coopm. (1837).
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.