Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Fr. embêter
lastigvallen, ergeren, irriteren, vervelen, plagen
Sorry dat ik u hier kom ambeteren, maar het is echt dringend.
Wij zijn de mannen die de gas doen brannen,
De klinken repareren en de maskes ambeteren!
Fr. embêtant
vervelend, hinderend, irritant
Ik word ambetant van die stoverij tussen mijn tanden.
Ons baby’tje doet helemaal niet ambetant, zo nen brave.
(brood)kruimel
Fr. grumeler=klonteren
Kuist de tafel goed af want der liggen nog grummelingen op.
treiteren, den duvel aandoen. Zie ook koejon
→ Fr. couillonner (argot= bedriegen, rollen) > couillon (= onnozelaar, imbeciel)
Waarom koejonneert ge toch altijd die jongen?
zonder reden, voor de grap, om de mensen te koeieneren, aan de deur bellen en zo snel mogelijk uit het zicht verdwijnen. zie belleketrek doen, koejonneren
Vroeger bestond de bel uit een handvat, één of meer staven, een duikelaar en een lange draad doorheen de gang tot vanachter, waar een bel/klokje was vastgemaakt aan een opgerolde veer. > vandaar trekken > trekbel
De belhamels kozen als slachtoffer van bellekentrek meestal een oudje, dat wel wat tijd nodig had om tot aan de voordeur te geraken. De verwensingen vlogen dan ook de straat in.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.