Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
komt voor in het gedicht “poëzie” van Alice Nahon
< waarschijnlijk van het Frans abîmes = diepten
Mystieke luister maakt haar lijf subtiel
zodat ze tijd en vormen overwint
en vloeiend van gebaar
en vol beweeg als wind
in smalle spanne diepe tochten doet,
miraculeuze reizen
naar de abiemen van ’t gemoed. (Alice Nahon)
muts, pet zonder klep
< pots bep. muts (Zuid-Nederland). Verkort uit kapoets « Hoogduits kapuze « Italiaans capuccio ‘kap’ (~ Frans capuchon). (A.A. Weijnen)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: pots, ook potse
2. Ronde mansmuts zonder klep (Cornelissen-Vervliet 1899); matrozenmuts, inzonderheid als dracht voor kinderen.
“Manneken, doet oe’ potsken af”, Cornelissen-Vervliet.
“De kleine jongens dragen gemeenlijk potsen”, Ald.
Het is aan het sneeuwen buiten. Ik zal maar een pots op zetten.
letterlijk het stro waarop een reeuw door de begrafenisondernemers werd gelegd voor de uitvaart. Figuurlijk: de laatste stuiptrekkingen, de genakende dood van iets of iemand.
Vandaar het West-Vlaamse ‘op zijn reeuwstro liggen’: zo goed als afgelopen zijn.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alleen aangetroffen bij West-Vlaamse schrijvers.
Reeuwstroo … Het stroo waar een lijk op ligt tot dat het gekist wordt, De Bo (1873).
Het gebruik, de doode eerst op stroo te leggen (het ”lijkstroo” of ”reeuwstroo”, in West-Vlaanderen, de ”waam” of de ”sjouf” in Limburg) is bijna geheel verdwenen, Peeters, Eigen Aard (1946).
Stijn Streuvels werd op de traditionele boerenmanier begraven: op reeuwstro en op een reeuwkar.
lijk, stoffelijk overschot, en ook de uitwasemingen of de geur daarvan
Eertijds werden lijkbidders reeuwers genoemd, die de dode op een reeuwlaken legden en het lijk reeuwden, id est prepareerden.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Reeuw geldt veelal als de schrijftaalvorm, ook daar waar ree gesproken wordt. Thans als simplex alleen nog in Vlaanderen en Brabant.
Julie, zet e bitsje de kamerdeure open van de vouwte, opdat de reeuw zou weggaan, Aant. v. Gezelle (Pittem, ± 1880).
Reeuw …; Cadaver, O. Volkst. (West-Vlaanderen, 1890)
Zie ook: reeuwstro
In tijden van epidemieën werd somtijds reeuwroof gepleegd.
spel dat voornamelijk in de buurt van Grobbendonk, Pulle en Vorselaar gespeeld wordt. Men heeft een paap, een cilindervormig knuppeltje, waarop iedereen een muntstuk legt bij wijze van inzet. De mensen werpen dan met loden sollen naar de paap in de poging hun sol zo dicht mogelijk bij de paap te laten neerkomen. Van zodra de paap omver valt, gaat men meten en wie zijn sol het kortste bij de paal ligt, wint de inzet. In de diamantstreek gebruikte men in de plaats van een sol een lood om mee te gooien.
uitspraak “popke” schieten
ook “popke schiet” zie ook: teppen schieten
Woordenboek der Nederlandsche Taal: paap:
Als benaming van verschillende rechtop staande of uitstekende zaken.
Bij zeker werpspel: Paap smijten, paapken schieten enz.
Het overeind gezette blokje enz. dat men tracht om te werpen; hier en daar in Z.-Nederl. (De Cock en Teirl., Kinderspelen (1903); Corn.-Vervliet).
Ik heb gisteren bij het paapke schieten 5 frank verloren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.