Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
afsabbelen, aan iets zuigen en afbijten tot er niets of weinig van overblijft: kluiven
Het been van een kermenij afzabberen, gebeurt altijd op het einde van mijn maaltijd.
De hond zabbert zijn kluif af. Stukjes vliegen in het rond.
afsabbelen, aan iets zuigen en afbijten tot er niets van overblijft: kluiven
Het been van een kermenij afzabberen, gebeurt altijd op het einde van mijn maaltijd.
De hond zabbert zijn kluif af. Stukjes vliegen in het rond.
sabbelen, aan iets zuigen en afbijten tot er niets van overblijft: kluiven
Het been van een kermenij afzabberen, gebeurt altijd op het einde van mijn maaltijd.
De hond zabbert zijn kluif af. Stukjes vliegen in het rond.
afzien, veel te verduren krijgen i.v.m. werk, ziekte, sport enz., verbijten, ‘op zijn sjiek bijten’
ook (in de Kempen): afzabberen: sommigen bijten op hunne stylo tot dat em afgezabberd (afgesjikt) is.
De laatste kilometers hebben de coureurs wat afgesjikt!
in de war brengen of geraken (bv. van garen of draad gezegd)
verklatterd zijn: er onverzorgd uitzien
vgl. klatter
frequentatief van “(ver)klatten”, Ned. “klitten”.
De kerstlampekes zijn heel verklatterd, we zullen maar weer nieuwe kopen zeker?
Een verklatterde vrouw.
Als ge den hond niet elke dag borstelt (borstelen), gaan de haren van zijn pels verklatteren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.