Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
broek, luier vol kak
(betekenis in AN: bangerik, angsthaas, schijtlaars)
Ons Jolien haar kakkebroek stinkt van hier tot Londen, maar een schat zo lief als zij hebben wij nog niet gevonden. (zongen wij op de tonen van Walter de Buck’s ‘Vliegerken’ als wij met de jongste gingen wandelen)
vervangend loon, ± afgeleid inkomen
Zelfstandigen in hoofdberoep hebben recht op een vervangingsinkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid.
aprilzot (geroepen als men iemand te grazen neemt op 1 april)
Prilgek! Steek uw neus in de bezemstok! (in Limburg: Prilgêk, stèèk z’n naos èn de bêssemestêk!)
guur weer in april
vnl. in de weerspreuk:
Maartse buien en aprilse grillen komen wanneer ze willen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.