Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 9 keer aangepast.
zie paretten, van zijn ~ maken
Woordenboek der Nederlandsche Taal: PARETTE — Daarnaast pret(te) Een in Zuid-Nederland, meestal in het meervoud voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat.
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Vergelijk bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
“Hij maakt veel p(a)retten”, De Bo (1873).
“Het waren hier vooral de bussiness-mannen, stijf in kostuum, met plastron, die van hun paretten gingen maken tegen de polies, terwijl een ruige motard gezellig en beleefd een praatje maakte met ome agent :-)” (uit een forum)
zie paretten, van zijn ~ maken
WNT:PARETTE — Daarnaast pret(te) Een in Zuid-Nederland, meestal in het meervoud voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat.
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Vergelijk bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
“Hij maakt veel p(a)retten”, De Bo (1873).
“Het waren hier vooral de bussiness-mannen, stijf in kostuum, met plastron, die van hun paretten gingen maken tegen de polies, terwijl een ruige motard gezellig en beleefd een praatje maakte met ome agent :-)” (uit een forum)
zie paretten, van zijn ~ maken
“Het waren hier vooral de bussiness-mannen, stijf in kostuum, met plastron, die van hun paretten gingen maken tegen de polies, terwijl een ruige motard gezellig en beleefd een praatje maakte met ome agent :-)” (uit een forum)
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
zie ook pet, petten
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
WNT: Parette: znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)).
vgl. Gent: perrewettenmaker, bij perrewetten maken
1) Amai, sinds ze met die BV is, heeft ze veel paretten bij.
2) Die klein kreeg haar goesting niet en toen kreeg ze ineens haar paretten.
3) Met dien hond van mijne zoon heb ik een serieuze paret gehad. Hij beet in de draad van het strijkijzer, trok eraan en het viel van de strijkplank de grond op en bijna op zijne kop ook nog.
WNT:
PARETTE, znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
zie ook pet, petten
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)). WNT
vgl. Gent: perrewettenmaker, bij perrewetten maken
WNT:
PARETTE, znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)). WNT
vgl. Gent: perrewettenmaker, bij perrewetten maken
WNT:
PARETTE, znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)). WNT
vgl. Gent: perrewettenmaker, bij perrewetten maken
WNT:
PARETTE, znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret en verwant met Part en Prat
1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij Kiliaan: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, De Bo (1873).
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? Joos (1900-1904).
2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, Corn.-Vervl. (en Schuerm. (1865-1870)).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, Joos (1900-1904).
3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, Corn.-Vervl.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, Joos (1900-1904).
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (De Bo (1873); Joos (1900-1904)).
(uit : WNT ) : — PARETTE — (klemt. op de 2de lettergr.), znw. vr., mv. -ten. Daarnaast pret(te) Een in Z.-Nederl., meestal in het mv. voorkomend woord, dat waarschijnlijk één is met Pret (zie dus verder aldaar) en verwant met Part (I) en Prat (vergelijk die woorden).
?1. Pralerij, snoevende manier van doen. Verg. bij KIL.: ”pratte, parte. Arrogantia, audax facinus”.
Hij maakt veel p(a)retten, DE BO 1873.
Wie heeft er u geleerd van al die paretten te maken? JOOS 1900-1904.
?2. Part, gril, kuur.
Zijn paretten spelen, CORN.-VERVL. (en SCHUERM. 1865-1870).
Ze heeft vandaag heur paretten gehad, JOOS 1900-1904.
?3. Aardig voorval, ongeval, ”spel”. In de verbinding: paretten hebben.
De voerman had paretten mee ze’ pèèrd, het begost te springen en te steigeren, CORN.-VERVL.
Ik heb daar gisteren op de groote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebakgeld, JOOS 1900-1904.
Samenst. Parettemaker, windmaker, beslagmaker (DE BO 1873; JOOS 1900-1904).
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.