Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 30 keer aangepast.
1. groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld))
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2. genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1. groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
(non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld))
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2. genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1. groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
(non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld))
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2. genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1. groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2. genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeelden:
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
1) Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
1) Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
(http://www.wreed-en-plezant.be/)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) groot vertoon, blijk geven van grote zelfdunk
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) genre, passend bij, iemands stijl, voorkeur
1) Als ge da zeet, op den boul’vard,
al dien chik en dien groten zjaar,1
dan zegde: non de bleu, dee maude,
da kost toch aude.
(Als je dat zie op de boulevard
al die chick en die grote zjaar,
dan zegde "non de bleu, die mode, dat kost toch geld)
non de bleu: bastaardvloek voor “nom de dieu”
aude: Brusselse uitspraak van oorden (=geld)
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
- Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (Waasland) (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (Antwerpse Kempen en Antwerpen) (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
Voorbeeld: Hij heeft nogal wat zjaar bij
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, Joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, Cornelissen-Vervliet (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, Joos (1900-1904).
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Frans grand genre: grote zjaar
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904).
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Fr. grand genre: grote zjaar
WNT: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904).
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Fr. grand genre: grote zjaar
WNT: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2) iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Fr. grand genre: grote zjaar
WNT: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2)iemands zjaar, iemand zijn genre
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
1)hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Fr. grand genre (= grote zjaar)
WNT: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
2)(iemands) zjaar
passend bij, iemands stijl, voorkeur
zonder grootsheid
1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.
2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).
hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
< Fr. grand genre (= grote zjaar)
WNT: bij zjèren: afgeleid zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
— Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904.
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
< Fr. grand genre (= grote zjaar)
WNT: zjèren: afgel. zjaar:
Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben
> Fr. genre (= bepaalde soort)
WNT: zjèren: afgel. zjaar:
Wijze waarop iem. handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanh. steeds in de verb. groote zjèèr, groot vertoon. In de laatste aanh. in een zegsw.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
> Fr. genre (= bepaalde soort)
WNT: zjèren: afgel. zjaar:
Wijze waarop iem. handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanh. steeds in de verb. groote zjèèr, groot vertoon. In de laatste aanh. in een zegsw.
- Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
- ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk, streken verkopen, een air hebben
ook in Antwerpen
→ Fr. genre (= bepaalde soort)
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk /zja:r/
streken verkopen, een air hebben
→ Fr. genre (= bepaalde soort)
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
hoge dunk /zja:r/
→ Fr. genre (= bepaalde soort)
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.