Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
2. zuur, uitdr.: brak, zo zuur als ~.
3. goor
4. zoet: zie zo zoet als brak
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
> andere betekenis van brak
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
2. zuur, uitdr.: brak, zo zuur als ~.
3. goor
4. zoet: zie zo zoet als brak
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
2. zuur, uitdr.: brak, zo zuur als ~.
3. goor
4. zoet: zie zo zoet als brak
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
de oorsprong hiervan vindt zich in het samenvloeien van zoet water en zout zeewater.
2. zuur, uitdr.: brak, zo zuur als ~.
3. goor
4. zoet: zie zo zoet als brak
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
de oorsprong hiervan vindt zich in het samenvloeien van zoet water en zout zeewater.
2. zuur, uitdr.: zo zuur als brak.
3. goor
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’ (in deze uitdrukking ook gebruikt in Antwerpen stad)
de oorsprong hiervan vindt zich in het samenvloeien van zoet water en zout zeewater.
2. zuur, uitdr.: zo zuur als brak.
3. goor
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’:
de oorsprong hiervan vindt zich in het samenvloeien van zoet water en zout zeewater.
2. zuur, uitdr.: zo zuur als brak.
3. goor
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, die is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
1. heel zout: ‘zo zout als brak’:
de oorsprong hiervan vindt zich in het samenvloeien van zoet water en zout zeewater.
2. zuur, uitdr.: zo zuur als brak.
3. goor
1. Dat water van de patatten is precies brak. Hoeveel zout hebt ge erin gedaan?
2. Kapt (kappen) die pap maar weg, dat is brak.
3. Dat afwaswater is brak, laat maar proper water lopen voor de potten af te wassen.
De aquarium van dien ouwe veva moet dringend ververst worden. Het water is brak geworden. Ge ziet de vissen amper zwemmen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.