Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 9 keer aangepast.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Thans bepaaldelijk: praatje waarmede men zich aan eene moeilijkheid zoekt te onttrekken of waarmede men iemand tevreden zoekt te stellen.
Van Dale: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Thans bepaaldelijk: praatje waarmede men zich aan eene moeilijkheid zoekt te onttrekken of waarmede men iemand tevreden zoekt te stellen.
Van Dale: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
zie ook foef
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Thans bepaaldelijk: praatje waarmede men zich aan eene moeilijkheid zoekt te onttrekken of waarmede men iemand tevreden zoekt te stellen.
Van Dale: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Van Dale: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
WNT: Thans bepaaldelijk: praatje waarmede men zich aan eene moeilijkheid zoekt te onttrekken of waarmede men iemand tevreden zoekt te stellen.
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
VD: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
WNT: Thans bepaaldelijk: praatje waarmede men zich aan eene moeilijkheid zoekt te onttrekken of waarmede men iemand tevreden zoekt te stellen.
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
VD: foefje: zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Dikke Van Dale:
foefje
zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
vertelsel, uitvlucht
NL: smoes
wordt altijd diminutief gebruikt
Dikke Van Dale:
foefje
zelfstandig naamwoord; het
(1789) verkleiningsvorm van foef (lap)
1. listige, minder oorbare kunstgreep
synoniem: truc, slimmigheidje
• de foefjes kennen
2. uitvlucht
Met die foefkes moet ge bij mij niet afkomen. Ik geloof dat niet.
Hij is weer niet komen werken vandaag, watvoor foefke zal hij morgen nu weer boven toveren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.