Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    eweg zijn

    De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.

    Versie 8

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn
    zie ook eweg

    koppeling van en + weg;
    < ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
    Middelnederlands: enwech, enwege(n).
    Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.

    Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Aug 2018 22:01
    0 reactie(s)

    Versie 7

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn
    zie ook eweg

    koppeling van en + weg;
    < ‘en’ was een voorzetsel met de betekenis ‘op’, met de 3de en 4de naamval van weg
    Middelnederlands: enwech, enwege(n).
    Het hedendaagse bijwoord ‘weg’ is uit e(n)weg ontstaan.

    Vooral in Vlaams-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengestelde woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspronkelijke herkomst. (WNT)

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Mar 2017 18:23
    0 reactie(s)

    Versie 6

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn
    zie ook eweg

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; ( …) Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 02 Oct 2015 15:06
    0 reactie(s)

    Versie 5

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn
    zie ook eweg

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; zie verder Mnl. W. 9, 2051, DE BO 1873 en vgl. verder SCHÖNFELD? § 64 en b.v. den hierboven genoemden fri. vorm. Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende (zie b.v. ENDEPOLS 1955) eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 02 Oct 2015 15:02
    0 reactie(s)

    Versie 4

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn
    zie ook eweg

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg (I)
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; zie verder Mnl. W. 9, 2051, DE BO 1873 en vgl. verder SCHÖNFELD? § 64 en b.v. den hierboven genoemden fri. vorm. Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende (zie b.v. ENDEPOLS 1955) eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.
    Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. 1922), terwijl een nevenvorm wig, eert. geattesteerd in LAMBRECHT, Naembouck 1562, thans, evenals het minder gebruikelijke weig, gewest. nog in Zeel. voorkomt (zie GHIJSEN 1964).

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 07 Apr 2014 23:42
    0 reactie(s)

    Versie 3

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg (I)
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; zie verder Mnl. W. 9, 2051, DE BO 1873 en vgl. verder SCHÖNFELD? § 64 en b.v. den hierboven genoemden fri. vorm. Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende (zie b.v. ENDEPOLS 1955) eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.
    Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. 1922), terwijl een nevenvorm wig, eert. geattesteerd in LAMBRECHT, Naembouck 1562, thans, evenals het minder gebruikelijke weig, gewest. nog in Zeel. voorkomt (zie GHIJSEN 1964).

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Hij had zoveel bier gedronken dat em helemaal eweg was.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 07 Apr 2014 23:11
    0 reactie(s)

    Versie 2

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg (I)
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; zie verder Mnl. W. 9, 2051, DE BO 1873 en vgl. verder SCHÖNFELD? § 64 en b.v. den hierboven genoemden fri. vorm. Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende (zie b.v. ENDEPOLS 1955) eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.
    Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. 1922), terwijl een nevenvorm wig, eert. geattesteerd in LAMBRECHT, Naembouck 1562, thans, evenals het minder gebruikelijke weig, gewest. nog in Zeel. voorkomt (zie GHIJSEN 1964).

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Hij pakte zijne frak en eweg was em.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Apr 2014 09:20
    0 reactie(s)

    Versie 1

    eweg zijn
    (vaste woordgroep)

    weg zijn

    Modern Vlaams: ik zen eweg: vertaling: ik ben op weg

    MNW: enweg, enwech – EWEG, WEI, W(E)IG
    bw. en tusschenw., zelden ook bnw.
    Oorspr. ontstaan uit de kopp. van het mnl. voorz. en ‘in, op’ en den vierden of derden nv. van weg (I)
    > mnl. enwech, enwege, waarnaast ook ewech, ewege; vgl. mnd. enwech, enwege(n), mhd. in wec, enwec, enwege; oeng. aweg, onweg, neng. away; ofri. awei.
    Reeds in het mnl. ontwikkelde e(n)wech ‘op weg’ (d.i. ‘van hier, voort’) zich tot het bijw. wech, vgl. mnd. wech, hd. weg; fri. wei.
    Als grondvorm voor den eert. en thans gewest., met name in Vl.-België en vooral in de verb. wei en(de) weder geattesteerden vorm wei moet men wege aannemen; zie verder Mnl. W. 9, 2051, DE BO 1873 en vgl. verder SCHÖNFELD? § 64 en b.v. den hierboven genoemden fri. vorm. Het eveneens eert. en thans gewest., vooral in Vl.-België maar ook elders wel voorkomende (zie b.v. ENDEPOLS 1955) eweg, dat ook in samengest. woorden nog wordt gebezigd, herinnert aan de oorspr. herkomst.
    Een spelling (e)weeg werd tot slot uitsl. gewest. in Vl.-België aangetroffen (TEIRL. 1922), terwijl een nevenvorm wig, eert. geattesteerd in LAMBRECHT, Naembouck 1562, thans, evenals het minder gebruikelijke weig, gewest. nog in Zeel. voorkomt (zie GHIJSEN 1964).

    Ik zen eweg, blijfde gelle nog? (Ik ben weg, blijven jullie nog?)
    Nee, nee, wij zijn ook direkt eweg se.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 07 Apr 2014 01:05
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.