Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 11 keer aangepast.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei nijdig: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem daar henne.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei nijdig: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem daar henne.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei nijdig: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem daar henne.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei nijdig: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem daar henne.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem daar henne.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem tegen de muur.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
- Hij grabbelde de Frakke bij zijn zip en kwakte hem tegen de muur.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen of kwakken: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
daar heen
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
aanvulling bij werkwoorden die een beweging aanduiden:
- daar henne gaan: daar naartoe gaan
- daar henne slagen: neervallen
- daar henne zetten: neerzetten of op zijn plaats zetten
- daar henne smijten: neergooien
- daar henne kwatsen: zwaar neervallen of neergooien
- ’t Is morgen feest bij de Jakke, gaat gijlie daar henne?
- Hij sloeg daar henne gelijk ne klot. (Hij viel neer als een blok.)
- Zet uwe velo daar maar henne en kom binnen want ’t regent.
- Ze smeet kwaad haar pen daar henne en zei kwaad: “Vul het zelf maar in als ge ’t beter kunt.”
- Hij kwatste zijn geriefbak daar henne en ging aan tafel zitten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.