Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Slap heen en weer gaan, wiebelen, beven, wiggelen, schudden, trillen; ook figuurlijk. In Vlaanderen.
? Vandaar: zich waggelend voortbewegen; ook: zonder haast loopen, drentelen.
Naar huis lutsen, Schuermans (1865-1870).
De boer bond het zwijn bij den achterpoot en ’t beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst en ’t stak den snuit omhoog en snorkte, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
> zie andere betekenis van lutsen
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Slap heen en weer gaan, wiebelen, beven, wiggelen, schudden, trillen; ook fig. In Vlaanderen.
? Vandaar: zich waggelend voortbewegen; ook: zonder haast loopen, drentelen.
Naar huis lutsen, Schuermans (1865-1870).
De boer bond het zwijn bij den achterpoot en ’t beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst en ’t stak den snuit omhoog en snorkte, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
> zie andere betekenis van lutsen
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
WNT: Slap heen en weer gaan, wiebelen, beven, wiggelen, schudden, trillen; ook fig. In Vlaanderen.
? Vandaar: zich waggelend voortbewegen; ook: zonder haast loopen, drentelen.
Naar huis lutsen, Schuermans (1865-1870).
De boer bond het zwijn bij den achterpoot en ’t beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst en ’t stak den snuit omhoog en snorkte, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
> zie andere betekenis van lutsen
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
WNT: Slap heen en weer gaan, wiebelen, beven, wiggelen, schudden, trillen; ook fig. In Vlaanderen.
? Vandaar: zich waggelend voortbewegen; ook: zonder haast loopen, drentelen.
Naar huis lutsen, Schuermans (1865-1870).
De boer bond het zwijn bij den achterpoot en ’t beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst en ’t stak den snuit omhoog en snorkte, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
zie andere betekenis van lutsen
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
WNT: Slap heen en weer gaan, wiebelen, beven, wiggelen, schudden, trillen; ook fig. In Vlaanderen.
? Vandaar: zich waggelend voortbewegen; ook: zonder haast loopen, drentelen.
Naar huis lutsen, Schuermans (1865-1870).
De boer bond het zwijn bij den achterpoot en ’t beest kwam traag zwadderend naar buiten gelutst en ’t stak den snuit omhoog en snorkte, Stijn Streuvels, Minnehandel (1903).
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
treuzelen, zich bezig houden met futiliteiten
Hou op met lutsen, we moeten vertrekken.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.