Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
In de jaren 70 en 80 was in Antwerpen ne “meepak” de omschrijving voor een meisje waarmee je wel een nachtje mee wou stoeien maar niet echt een vaste relatie mee zou aanknopen.
Pas oep das misschien wel een lelijk wijf mor ’tis wel ne goeie “meepak”.
Wa kan dat’der na on doen?
Welke invloed kan dit nu hebben?
Wa kan die’der na on doen?
Wat kan hij daar nu aan doen? (Het is toch zijn schuld niet.)
Da beetje regen, “wat kan dat er nu aan doen?”
Welke invloed kan dit beetje regen nu hebben?
Hij was te laat op de afspraak maar “wat kan hij daar nu aan doen?”
Wanneer twee leidingen aan elkaar worden gelast en er blijkt achteraf toch nog een erg klein lekje te zijn spreekt men van een “souflureke” (vakjargon)
Hij kan wel redelijk goed lassen maar meestal vind je in zijn werk toch hier en daar wel een “souflureke”
Een klets, een mot om de oren, zoals men die aan kinderen zou geven of net iets harder.
Hou op met zagen of ge krijgt een “ababbel”
Sebiet een ababbel hè.
“Gazonneke afrijden” staat in Antwerpen voor schaamhaar bijknippen, afscheren.
(Bedankt fansy)
Het is een leuke meid maar ze zou haar schaamhaar wat moeten laten bijknippen.
T’is een tof wijf mor ze moet heur “gazonneken’is laten afrijën”
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.