Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
vlug, min of meer op goed geluk, iets of iemand grijpen en vasthouden
WNT:
Vastgrabbelen, (zndl.) in ’t wild of rondtastend vastgrijpen
“Probeert, of hij het kaartje snel genoeg kan vastgrabbelen” Roothaert, Dr. Vlimmen (1936).
Wederk.
Als men valt, wilt men hem (zich) vastgrabelen, Gezelle (St.-Margriete, ± 1880).
Ze kon de kleine nog just vastgrabbelen toen hij de straat overliep.
achtervolgen, achternazitten
Ik kwam achter het voetbalveld een paar gasten van het Moleneind tegen die me wilden vastgrabbelen, maar ik kon gaan lopen en ze reden met uit tot aan de pastorie.
achtervolgen, achternazitten
Ik kwam achter het voetbalveld een paar gasten van het Moleneind tegen die me vastgrabbelden, maar ik kon me lostrekken en ging lopen en ze reden met uit tot aan de pastorie.
vergaan van spijt, ergernis, nijd
Als de PvT niet verkozen wordt, zal ik mijn hart nogal eens opfreiten!
ook: zijn kas opvreten zie kas, zijn ~ opvreten
zichtbaar zwanger zijn
(verouderd)
Ons Amelie is in verwachting en het is bescheidelijk te zien: ze is al echt struis.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.