Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Ook in de Vlaamse taal worden er tal van huizen, appartementen, garagen e.d.m. verkocht, gekocht, verhuurd, gehuurd, platgesmeten en vooral opgetrokken, maar in het Vlaams wordt daarvoor een betrekkelijk andere woordenschat gebruikt dan in het Nederlands. In dit lemma geven we een overzicht van alle woorden en uitdrukkingen die een Vlaamstalige met interesse in vastgoed dient te beheersen om geen kat in een zak te kopen, laat staan in d’zak gezet te worden.
soorten woningen/gebouwen:
alleenbouw
appartement
appartementsgebouw
blok
bouw
building
dakappartement
driegevelwoning
gesloten bebouwing
halfopen bebouwing
kangoeroewoning
koppelwoning
kot
koterij
open bebouwing
pastorijwoning
peperkoeken huisje
rijhuis
tweewoonst
villa-appartement
werf
varia:
accordeondeur
achterbouw
achterkeuken
agence
agentschap
allee
badstad
bemeubeld
beneden
blaffetuur = persienne = lattestoor
blokpolis
blokverzekering
borduur
boven
brandglasraam
bulex
bus
cadrement
chambrang = kassement
chauffage
compteur
corniche
delen, gemene ~
delen, privatieve ~
dorpel
draperie
elektriciteitscabine
elektriciteitskast
energieprestatiecertificaat
EPC-attest
fermettestijl
gelijkvloers
hof
immo
immobiliën
immobiliënkantoor
immocrisis
immosite
inkom
inkomdeur
inkomhal
kadastraal inkomen
koer
living
luster
makelaarscommissie
mansarde
moluur
onbemeubeld
opbrengsteigendom
overdekt terras
parkeerkoer
parking
plafon
plafond, vals ~
planché
plon
privatief
rijgel
sas
sasdeur
schalie
schap/schab
schouw
sous-sol
spanplafond
stoof
stoofbuis
syndic
tapis-plain
trapzaal
venster
veranda
verdiep
vliegenraam
vloer, valse ~
winddicht
woonkrediet
woonst
zicht
bouwmateriaal:
blauwe steen
blokskes
boordsteen
chape
dal
gyproc
kareel
moef
plaaster
welfsel
:
chapper
chauffagist
elektrieker
metser
plakker
uitdrukkingen:
baksteen, met een ~ in de maag geboren zijn
gestaan en gelegen
kat, een ~ in een zak kopen
zak, in ’t ~ gezet worden
-
perzik
uitspraak: pèsj
→ in Antwerpen: klik op de luidspreker (of het puzzelstukje) om het woord te beluisteren
< Frans: pêche > Latijn persicum (Perzisch)
zie ook appelkok, piës, priësel; verzamellemma groenten en fruit
puzze (= perzik, Stekene)
Moet gij een peche hebben of een appel?
demonisering, het in een kwaad daglicht plaatsen
ongemarkeerd in Van Dale 2016 online
google2016:
“diabolisering van” .BE (>1.090) ; .NL (>190)
De sector wil een einde maken aan de diabolisering van mineraal- en bronwater en wijst ook op de troeven van mineraalwater. (goedgevoel.be)
De diabolisering van de auto en de autogebruikers ligt al mijlenver achter ons. (mobielvlaanderen.be)
(jongeren)taal die in de cités gesproken wordt, cités
Hoe staat de oudere Genkse bevolking tegenover de citétaal van de jeugd? (taalhelden.org)
Citétaal is ontstaan in de arbeiderswijken (cités) in Limburg waar na de Tweede Wereldoorlog buitenlandse mijnbouwwerkers – Italianen, Turken, Marokkanen en Oost-Europeanen – zich vestigden. (kuleuvenblogt.be)
De effectiviteit van Citétaal in reclame | Scriptieprijs
Rapper Don Luca naar universiteit Bologna voor lezing over “cité-taal” (vrt.be)
Citétaal is een typisch Limburgs fenomeen met de mijnsteden als belangrijkste centra en de stad Genk als epicentrum. (Atlas van de Nederlandse taal: Editie Vlaanderen – Mathilde Jansen, Nicoline van der Sijs, Fieke Van der Gucht)
abrikoos, in het Antwerpse ook perzik
< via Spaans albercoque (nu albaricoque) en/of Portugees albricoque ontleend aan Arabisch al-barqūq < Grieks prekókkion < Latijn (Persicum) praecoquum praecox ‘de vroegrijpe (perzik)’.
Woordenboek der Nederlandsche Taal, bij appelkoos:
Gewestelijke volksuitspraak, in verschillende streken in gebruik, voor abrikoos. — Te Maastricht zegt men appelekouw.
— Voorheen ook apperkoos en in het Zuiden nog thans appelkok, evenals abrikok naast abrikoos.
Men houdt voor goet Perseken op Apperkoos geoculeert, Verm. Landt-lev. (1668).
— Appelkok, appelekok … Abrikoos, Cornelissen-Vervliet (1899).
’t Bleeke geel van fluweelige perziken en appelkokken, F. Timmermans, Pallieter (1916).
Nicoline van der Sijs, Spaanse leenwoorden in de Nederlandse dialecten: Het Brabantse abrikok ‘abrikoos’, ook volksetymologisch veranderd in appelkok, gaat terug op het Spaanse albaricoque, albicoque, waarbij l wegviel voor b. Het Standaardnederlandse woord abrikoos is daarentegen ontleend via het Frans.
De appelkokken zijn dit jaar vroeg en klein, maar om duimen en vingers af te likken (duimen en vingers aflekken).
Wie weet naam voor nieuwe perzik?
Fik zelf zou de vrucht graag de Wommelgemse Appelkok noemen. “Appelkok was de enige naam voor perziken die ik als kind te horen kreeg." (hln.be 4 sep. 2015)
“Appelkok, antwerps oud dialekt, daarna werd het peche, nu perzik, als ze zo lekker smaken als toen ik kind was, welkom en succes.” (reactie op voorgaande)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.