Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een laagje verf afschuren met schuurpapier, matschuren
afslissen = tot op het hout fijn slissen
Slissen doet men men slispapier.
" ‘slissen’ is Vlaams voor het schuren met water en watervast schuurpapier (slispapier)." (forum oud.klei.nl)
> andere betekenis van slissen
tijdelijke arbeid, uitzendarbeid, uitzendwerk
Van Dale 2018 online: BE
Tot nu toe kan interimarbeid slechts in drie gevallen: voor het vervangen van een afwezige werknemer, voor uitzonderlijk werk en voor een plotse productieopstoot. (Indymedia.be)
stop met zeuren
/trèkt dee prees mor oat/
→ Frans prise (stopcontact) maar hier wordt de stekker bedoeld. (tenzij ge de zekering uitschakelt)
Nu zijt ge al de hele week aan’t zagen over dat de naft zo duur is, trekt die pries maar uit, ge hebt honderd. (honderd hebben)
ongeduldig
Ik sta vandaag een beetje ongedurig, de file op de weg en de file aan de kassa doen daar niet veel goeds aan.
domme, ongemanierde en niet al te propere jongeling
zie ook mutten.
Waasch idioticon: koeter = koeier
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Vermoedelijk samenhangende met Koe, de vorming is echter onduidelijk.
- Knechtje dat op de koeien past en andere kleine werkzaamheden verricht. In een groot deel van Zuid-Nederland en in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Hij (was) koeter geweest bij boer D., (v. Overloop, in Vlaanderen).
In Van Dale: koeier
(gewestelijk)
1. koewachter
zie ook poester, koefrutter
2. (figuurlijk) onbeschoft, dom persoon
Gij zij ne grote koeter manneken en ’t wurdt huegen tijd da go leven betert.
(Je ben een lompe boer jongen en het wordt hoog tijd dat je je leven betert.)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.