Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    zimmen
    (werkwoordsvorm)

    eerste persoon meervoud van het werkwoord “zijn”

    We zijn – We zimmen
    Zijn we/me – Zimme we/Zimme

    in de Antwerpse Kempen, Antwerpen, Aalst: vraagvorm: “zèmme?”

    We zimmen eindelijk gearriveerd, waar is dat feestje?

    Zimme gereed? Dan kunnen we vertrekken.

    Regio Waasland
    Bewerking door de Bon op 20 Jul 2020 16:05
    3 reactie(s)

    aankleven
    (ww., kleefde aan, aangekleefd)

    aanhangen, zich betuigen tot, … (een religie, een overtuiging, een strekking, …)

    Van Dale 2015 online: Belgisch-Nederlands, weinig gebruikt
    Van Dale 2016 online: BE, niet algemeen

    dbnl.org: Ze betekent in elk geval, dat er zich in de gekozen Vergadering een ‘intergroupe’ moet vormen, samengesteld uit mensen die niet allemaal dezelfde ideologie aankleven, niet allemaal dezelfde sociale opvatting hebben, maar toch samen kunnen optreden voor een werkelijkverenigd, dus een federaal Europa.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 20 Jul 2020 15:14
    0 reactie(s)

    kot
    (het ~, ~en)

    hok, schuurtje, keet
    maar ook (kleine) ruimte of plaats met een specifieke functie (zie samenstellingen onder)

    Van Dale 2015: kot: Belgisch-Nederlands, spreektaal berghok, schuurtje

    Schuurtje (Luchtenveld, Drachtstercompagnie)

    zie ook ballenkot, bezemkot, fietskot, hoerenkot, hondenkot, koffiekot, rokerskot, studentenkot, waskot, zwijnenkot

    zie ook oplijsting kotten/koten in koterij

    zie platen kot

    Mijn tuingerief staat in het kot.

    > andere betekenissen van kot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 20 Jul 2020 01:29
    0 reactie(s)

    kaloot
    (de ~ (m.), -en)

    een katholiek, bij uitbreiding een christen-democraat
    ook calottin
    Afkomstig van het Franse calotte. Een (even pejoratief) synoniem is tjeef.

    West-Vl.: kalote

    Van Dale 2018: kalot
    1677 < Frans ca­lot­te (sche­del­kap­je, kap­je)
    1. vaak ver­klein­vorm muts­je dat rooms-ka­tho­lie­ke bis­schop­pen, vroe­ger ook pries­ters, op de kruin dra­gen
    2. me­to­ny­misch; niet al­ge­meen; ver­ou­derd spot­naam voor kle­ri­kaal
    a ver­ou­derd; in ’t meer­voud de par­tij van de kle­ri­ka­len

    De kaloten hebben de verkiezingen gewonnen.

    A bas la calotte!

    “Hij die ’t licht niet kan verdragen der Geen Taalse zon,
    hij weze een kaloot of een bekrompen franskiljon.” (studentenlied)

    “In die jaren hadden rellen en soms vechtpartijen plaaats waarbij liberaalgezinde burgers en socialistische arbeiders tegen de calottins van de universiteit stonden.” (http://club.studiant.be/plutonica/studententaal.html)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 19 Jul 2020 17:58
    2 reactie(s)

    kalot
    (zn. v. -ten)

    kalotje: hoofddeksel, dat priesters vroeger droegen

    Priesters droegen altijd een zwart kalotje, wanneer ze de straat opgingen.

    > andere betekenis van kalot

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 19 Jul 2020 17:47
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.