Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Een keel (ook: kiel) is veeleer een korte “stoffrak”, in een gelijkaardige soort katoen, meestal grijs of blauw; naast de “sluitingsloze” versie is er ook een veelvoorkomende variant met knopen: een werkvest.
zie ook: bazzelonjke
In de zak van zijnen keel had nonkeltje altijd een bollekes zakdoek.
SN: op hetzelfde (blijven) hameren, hetzelfde liedje zingen.
Steeds maar op dezelfde nagel blijven kloppen, kom eens met wat nieuws.
gehaktbal, gekookt in water en daarna in de pan gebakken
Vanavond eten we frikandellekes met kriekskes.
geluk hebben is voor rare mensen; wordt al lachend en een beetje afgunstig gezegd in verband met kansspelen of een gelukstreffer
- De Paul had vijf juste met de Lotto!
- Tja, geluk is voor aardige mensen …
klein ventje. Klein gezet mannetje. Rakker
< POSTENAKEL, m. Pastinak < Lat. pastinaca.
Postenakels zaaien. Postenakels schrepen. Postenakels eten.
— Figuurlijk en schertsende, Een kind, een jongentje, een kort ventje.
Eene arme moeder met haar vier kleene postenakels
(kindertjes). Een vieze postenakel van een ventje.
(De Bo 1892)
Het is moeilijk met die groep jongeren om te gaan: Zo vieze
postenakels.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.