Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
(ook reier)
mannelijk konijn
< rijder: als benaming voor het mannetje van het konijn. In Z.-Nederl.; in N.-Nederl. rammelaar geheeten. (WNT)
Nooit de reier bij de moiers (vrouwelijke konijnen) laten zitten, anders heb je binnen de kortste keren een hele konijnenkolonie.
suikersnoepgoed
Op de Sinksenfoor stond jaren geleden een kraam, waar ge de warme rek kon zien maken. In de muur was een grote kram bevestigd. Met twee handen sloeg de snoepmaker een streng suikergoed over de kram en rekte die uit door eraan te trekken. Daarna werden de twee einden samengeplakt en werd de beweging herhaald.
reuma
zie ook rematis
Ons bomma haar vingers staan krom van de rammetis.
rouwkleding dragen
In het W.-V. Tielt lopen de vrouwen ‘in de rouwe’.
Hageland: raa, in de ~
Hoe dichter familie de overledene was, des te langer liepen de vrouwen ‘in de rouwe’.
Ontvanger op de tram of bus.
Vroeger werkte op de tram of bus niet alleen een conducteur maar ook een “receveur” bij wie men een ticketje kocht.
Bij de “receveur” kunde twee soorte trambriefkes kope, ne rechtstreeks of n’en overstap.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.