Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
seffens, straks
ook sebiet, bediejeme
→ Fr. subit,(e) > latijn subitus (= onverwacht)
VD
su·biet (bijwoord)
1 meteen
Zou je niet vertrekken, subiet ben je weer te laat.
ook: op procent werken, op percent staan
een percentage van de verkoop of van de winst ontvangen als loon
De verkopers op het autosalon staan op percent, ze zijn dus heel gemotiveerd.
Advocaten mogen in België niet op procent werken.
ook: bek de gas, bec de gas
een situatie die op een sisser afloopt
een blauwtje lopen
< Frans: ‘tomber sur un bec (de gaz)’ < komt waarschijnlijk van: tegen een gaslantaarn lopen of stoten
den diene dacht met dat knap meisje te gaan dansen. Hij is me toch ne bek de gaas gelopen. Ze was er met haar lief en had geen zin.
In de streek van Geraardsbergen zeggen ze appeltrot ipv appelspijs
WNT: Modern lemma: trot
znw. m.
1. Weeke, brijachtige massa.
a. In den vorm trot en trut, Joos (1900-1904), (Teirl) voor: vruchtenmoes, inz. appelmoes.
Appeltrot met beuling, dat is lekker eten.
ne lelijke vent
Zo’ne mottigaard heb ik in mij leven nog niet gezien. Daar kunt ge niet met onder de mensen komen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.