Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
mond
afleiding van babbelen(ww.) > bebbel (nw.)
Houd owen bebbel nei es!
(Hou nou eens je mond!)
(Antw. stad) /he.oed aa.oe.em bèb.el na ies!/
struikelen
Ook al zeggen ze in Diest, waarvan ik afkomstig ben “strunkelen”, mijn schoonmoeder (uit Bekkevoort) zei böttelen (beuttelen).
Ik strunkelde aan de voordeur over mijn eigen voeten en böttelde tot aan de achterdeur.
struikelen
ook in Antw.
Ik ben over mijn eigen voeten gestrunkeld.
herkomst: Fr. emberlificoter
iets regelen, iets voor mekaar krijgen ( maar wel met een licht negatieve bijbetekenis : het is wel in orde gebracht, maar toch niet helemaal volgens de regels der kunst – of zelfs niet helemaal volgens de wettelijke regeltjes… )
zie ook berlikken
Diejen bluts in mijnen otto hebben ze voor minder geld kunnen maken dan da’k van de verzekering heb gekregen. Dat hebbe ze goe kunnen barlikken !
besmeren (van boterhammen), boter uitstreken
Etymologie: Middelnederlands: ‘breden’, ‘breiden’. Verwant aan ‘breed’, vgl. ook ‘verbreiden’, etc…
ook: breien; in W-Vl.: breeden, breen
zie ook: brieen
Hij heeft niet genoeg boter om zijn boterham te bre(i)den.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.