bebbel

bebbel

(de ~ (m.), ~s)

vnw: mond

afleiding van babbelen(ww.)
zie ook bebbe en bebber; bebbel, zijn ~ houden

827

bebbel

ook in W-Vl: bebbel

bäbbel? is er enige verklaring voor den umlaut?

bebbel, bemmel

In Zuid-Limburg hoor je naast “bebbel” ook “bemmel”:
- haad z’ne bebbel! (hou je mond)
- bemmeldaus (zegt men tegen iemand die zijn mond niet kan houden, die is gaan klikken); intussen ook de naam van een bekend café in Bilzen (vgl. babbelbox)
- iet autbemmele (iets uitbazuinen)
Deze b/m-wisseling is ook hoorbaar in andere woorden, bv. “bij neut” (met noten; zegt men in Hoeselt), “mesjiet” naast “besjiet” (beschuit; in Bilzen) – niet te verwarren met “mesjoët”, dat is nootmuskaat. :-)

Hier is ’t bebber.

over die wisseling: komd /hemmen/ ipv /hebben/ voor in limburg?

hemmen

Alvast niet in Haspengouw (Zuid-Limburg):
ich moet ’n nauw himme hébbe (ik moet een nieuw hemd hebben)

Mogelijk in westelijk Limburg, onder Brabantse invloed …?

volges et Meertens Instituut inderdaad vooral rond de streek van Lommel, en de gemeentes tege vlaamsbrabant/antwerpen aan

(ook ni in NL limburg en zelfs ni (meer) in noordbrabant behalve opgaves “hemme” in roosendaal, hoogerheide en buden tege de belgische grens allemaal)

*budel

bebbel

In de omgeving van Tilburg, Udenhout, Oisterwijk, is het woord bebbel(s) ook bekend. Het zijn daar de onder en bovenkaak als de tanden getrokken zijn. Mijn bebbels doen zeer als ik mijn kunstgebit in heb. Ik krijg blaren (blenen) op mijn bebbels.

Martien