Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
niets, niks
De Indo-Europese talen, ofte Indo-Germaanse talen, vormen een taalfamilie van meer dan 400 verwante talen.
Het Nederlands behoort tot de Continentaal-West-Germaanse tak en de taal van de Slaven tot de Slavische tak. Beide talen vinden hun oorsprong bij de taal van de Kelten en de Germanen (2e millennium v.Chr.).
In de Zuid-Westelijke Slavische taal betekent niets: ništa (uitspraak: nisjta); Sloveens: ni? (uitspraak: nisj)
In het Zuid-Oostelijke: ????: ništo (uitspraak: nisjto)
Noppes is niet te vertalen in een andere taal.
Sloekepier, man, wat een benaming om de kinderen bang te maken voor enig gevaar. Ooit gehoord als kind, in de Kempen zat dien ook in de waterput, in het koren en in het kolenkot. Misschien wel overal waar een kind niet mocht komen. Ik wist niet wat of wie slokkepier was. Heb ooit mijn ouders en grootouders bestookt met zulke vragen, nooit een gepast antwoord gekregen, daarom heb er ook nooit in geloofd en heb het altijd als belachelijk gevonden (jaren ’60). De rebel van de nieuwe generatie zekers?
Ik kan ook niet op Van Dale online.
Maar de uitleg van de etymologiebank en dbnl.org, zegt voldoende: in Zuid-Nederland is de uitdrukking eveneens bekend. Of zooals men in Oost-Vlaanderen en Antwerpen ook zegt: schaliedekkers hebben ‘omdat het hoofd in zulke omstandigheden fel klopt’ (Schuermans, 572 a); met de schaliedekkers liggen of zitten (Waasch Idiot. 568)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Letterlijk: pijn in het haar, in de haren, doch oneigenlijk gebezigd als eene schertsende benaming voor het onaangename gevoel (de ”katterigheid”), den dag na een roes.
In een figuurlijk verband.
De brouwsels hunner middeneeuwsche breinen … zijn den armen jongelieden, kameelen van geduld, maar niet altijd gezegend met struisvogel-magen, op dezelfde soort van haarpijn te staan gekomen, busken huet, Rembr. 1, 212 (1882).
< geen Vlaams vb of geen verwijzing naar Zuid-Nederland
K dictionairies (ensie.nl): haarpijn:
n f/m pijn waar je haren uit je hoofd komen: haarpijn hebben als je de vorige dag te veel gedronken hebt
Zowel op de .be als op de .nl sites vindt men meer voorbeelden van de letterlijke betekenis van haarpijn (overgevoeligheid van het haar) dan van de figuurlijke.
Google:
.be: 99
.nl: 59
Etymologiebank: de naweeën van een roes ondervinden, het onaangename gevoel ondervinden dat men heeft den dag na een roes, haarpijn hebben,… In Zuid-Nederland is de uitdr. eveneens bekend; vgl. Teirl. II, 6: pijn in zijn hoar hebben, pijn in het hoofd hebben, ’s anderen daags na een drankpartijtje.
Google:
.be: 494
.nl: 16500
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.