Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
aangezicht, meestal bedoeld op kin en onderste gedeelte van een gezicht, iemand met een groot, dik gezicht.
1) (1546 ‘aangezicht’) van Middelnederlands backe (wang)+ kinnebacke (kinnebak) + huus (huis) – (volkstaal) gezicht
Bakkes in deze betekenis was vroeger in BE niet in gebruik
2) 1852? Bakkes, mond, bek, muil.
Bakkes, tige plat for mûle. G. POSTMA, Hs XIV, 9, 1901.
— Iepenje jouw bakkes oppen nij. R. POSTHUMUS, storm, 46, 1852. Jonge, lûk net sa’n raer bakkes! 1977.
3) vanaf midden 16de e.:
Een bakkes of kaken als een trompetblazer: een bol gezicht, bolle wangen. Thans in Antw. en gewest. in Zeel.
Verg. trompetkaken. Kaken gelijk ’nen trompetblazer, zeer dik, CORN.-VERVL. 2095 1906.
’n Bakkes az ’n trompetblaezer, Wdb. Ze. Dial. 997 a 1964.
?— Vandaar overdr. voor: iemand met bolle wangen of een groot, dik gezicht.
Moet ik u eens een toek op uw bakkes verkopen?
aangezicht, meestal bedoeld op kin en onderste gedeelte van een gezicht
(1546 ‘aangezicht’) van Middelnederlands backe (wang) + huus (huis)
(volkstaal) gezicht
Moet ik u eens een toek op uw bakkes verkopen?
stekelbes, kruisbes
In den hof staat nen struik vol met knoeselen.
chip
Uw <span class="caps">SIS</span>-kaart en uwe pas hebben nen tsjip.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.