Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
geld
< sol=oude Franse munt (sou) < volkslatijn: soldus < Latijn solidus
ook: sou, souze
WNT:
znw. m. Ontleend aan verouderd fr. sol.
Muntstuk of waarde van 10 centiemen. Gewestelijk in Z.-Ndl.
“Als ’t dan avond was en hij … de sollen en centen kon uittellen” Thiry, Mr. Vindevogel.
zie ook sol bij teppen schieten
- Ga je mee winkelen?
- Nee, ik zit krap bij kas, m’n sollen zijn op.
Antw.: “Ik heb gene rotte sol op zak. Ik ben platzak.”
kaalhoofd
zie ook: kletskop, vleesklak, kletsfles, blottekop, blot
Dat hij maar niet te lang in de zon loopt,anders verbrandt zijn kletspoep nog.
opschepper
zie ook jaar (uitspraak zjaar)
Lang geleden, dat ik nog zo een zjaremaker gezien heb.
kaalhoofd
zie ook: kletskop, vleesklak, kletsfles, blottekop, blot
Dat hij maar niet te lang in de zon loopt,anders verbrandt zijn kletspoep nog.
hoge dunk /zja:r/
streken verkopen, een air hebben
→ Fr. genre (= bepaalde soort)
Hij heeft nogal wat zjaar bij.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.