Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ook: foeffelen
- knoeien, prutsen
- frauderen, sjoemelen
zie ook foefelaar
VD2013 online: Belgisch-Nederlands spreektaal
Als ge nog veel foefelt aan uwen otto is hij straks helemaal naar de knoppen.
We hebben wat gefoefeld met de belastingen.
(slecht) ruiken, stinken; een geur waarnemen
Die ‘t eerst riekt, z’n nolleke piept. (uitdrukking)
ook wel: Degene die ’t eerst riekt, die heeft ’t geflikt.
Degene die het eerst een kwalijke windgeur waarneemt en er (figuurlijk) lucht aan geeft, die is er verantwoordelijk voor.
West-Vlaams: Riek je gie dat ook? Ze zien hier entwaarsen (entwaarten) een beerput aan ’t legen.
Antwerps: Riekte gij dat ook? Ze zèn ier ieverans nen beerput aan ’t leeg maken.
regio Boom:
met schokken voortbewegen
oep de kasseis wa ligge tottere in onze roestbak op de leie, pf
brandweerman
etym: van de ouderwetse pompen die men toendertijd benutte
De pompiers kwamen pas aan als het dak al in de fik stond.
leuning
Etym. < Engels railing < rail
y stuikte da ovr de reling van de brug, amaj pladijs, z’emmen’m dr kunne uitvisse me de pompiers!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.