Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
is een samenstelling van twee woorden. osse en beik.
Een osse is een gecastreerde stier en een beik is een lage weide. een ossebeik is een kleine weide die door zijn ligging eigenlijk geen nut heeft en gebruikt wordt om de ossen in te zetten. die hebben ook geen nut.
een leuke zinswending is dan:
t’is één voe in den ossebeik te stoan.
zegt men van een man die niet getrouwd geraakt en dat ook nooit zal geraken omdat hij te lelijk of sociaal onaangepast is
weide voor ossen, zie ook ossebeik
Zie die ouwen! Hij is juist nog goed voor de ossenbilk.
verlekkerd zijn op, zijn/haar zinnen gezet hebben op (iets of iemand)
vgl. verduveld, ergens ~ op zijn
Kinderen zijn duivels op ijslolly’s.
gans (watervogel)
At de gaaze wotter zien, hébbe ze dos. (als ganzen water zien, hebben zij dorst) – zie dos)
dorst
At de gaaze wotter zien, hébbe ze dos. (als ganzen water zien, hebben zij dorst; gezegd van kinderen die meteen willen hebben wat zij zien)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.