Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
lappen, klederen, (overdrachtelijk) schoot
met iets of iemand op zijn lep zitten: ermee opgescheept zijn, de kost (moeten) geven
Met de heel famiele kwamen zij gisteren juist voor avondskost afgebotteld! Daar zat ik den helen avond met zes man op mijn lep.
lappen, klederen, (overdrachtelijk) schoot
met iets of iemand op zijn lep zitten: ermee opgescheept zijn, de kost (moeten) geven
Met de heel famiele kwamen zij gisteren juist voor avondskost afgebotteld! Daar zat ik den helen avond met zes man op mijn lep.
lappen, klederen, (overdrachtelijk) schoot
met iets of iemand op zijn lep zitten: ermee opgescheept zijn, de kost (moeten) geven
Met de heel famiele kwamen zij gisteren juist voor avondskost afgebotteld! Daar zat ik den helen avond met zes man op mijn lep.
lappen, klederen, (overdrachtelijk) schoot
met iets of iemand op zijn lep zitten: ermee opgescheept zijn, de kost (moeten) geven
Met de heel famiele kwamen zij gisteren juist voor avondskost afgebotteld! Daar zat ik den helen avond met zes man op mijn lep.
lappen, klederen, (overdrachtelijk) schoot
met iets of iemand op zijn lep zitten: ermee opgescheept zijn, de kost geven
Met de heel famiele kwamen zij gisteren juist voor avondskost afgebotteld! Daar zat ik den helen avond met zes man op mijn lep.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.