Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 8 keer aangepast.
vier= vuur
1. vierwerk: vuurwerk
2. steek het vier maar aan: steek de kachel/haard maar aan
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken: met veel
enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier: kookfornuis.
verouderd in Antwerpen-stad
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.,
vier= vuur
1. vierwerk: vuurwerk
2. steek het vier maar aan: steek de kachel/haard maar aan
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken: met veel
enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier: kookfornuis.
ook nog in de Kempen en vroeger ook in Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
1. vierwerk: vuurwerk
2. steek het vier maar aan: steek de kachel/haard maar aan
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken: met veel
enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier: kookfornuis.
ook in de Kempen en vroeger ook in Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
1. vierwerk: vuurwerk
2. steek het vier maar aan: steek de kachel/haard maar aan
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken: met veel
enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier: kookfornuis.
ook in prov. Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
1. vierwerk = vuurwerk
2. steek het vier maar an dwz: steek de kachel/haard maar aan
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken dwz: met veel
enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier= kookfornuis.
vroeger ook in Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
bv: 1. vierwerk = vuurwerk
2. steek het vier maar an dwz: steek de kachel/haard
maar aan.
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken dwz:
met veel enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier= kookfornuis.
vroeger ook in Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
bv: 1. vierwerk = vuurwerk
2. steek het vier maar an dwz: steek de kachel/haard
maar aan.
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken dwz:
met veel enthousiasme, veel haast is hij weg.
4. het vier= kookfornuis.
vroeger ook in Antwerpen
1. Het vierwerk was adembenemend mooi op oudjaar.
2. Mijn echtgenoot stak gisteren het vier an, het was gezellig bij de houtstove.
3. Mijn zonen gingen oudjaar vieren in Gent, ze vertrokken met ’t vier in hun gat.
4. Mijn moeder liet het vier aanstaan, alles is aangebrand.
vier= vuur
bv: 1. vierwerk=vuurwerk
2. steek het vier maar an dwz: steek de kachel/haard
maar aan.
3. met ’t vier in zijn gat is hij vertrokken dwz:
met veel enthousiasme,veel haast is hij weg.
4. het vier= kookfornuis.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.