Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 19 keer aangepast.
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt)
3. zeveren, zagen, melken
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
vgl. zabber; afzabberen; opzabberen; leegzabberen
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Als ge oud wordt, dat is gelijk een baby zijn bavet: met een zakdoek rondlopen om het zabberen tegen te gaan.
3. zeg, zabbertrien, komt ge weer zabberen, ik ben de klaagmuur niet hè.
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt)
3. zeveren, zagen, melken
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
vgl. afzabberen; opzabberen; leegzabberen
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Als ge oud wordt, dat is gelijk een baby zijn bavet: met een zakdoek rondlopen om het zabberen tegen te gaan.
3. zeg, zabbertrien, komt ge weer zabberen, ik ben de klaagmuur niet hè.
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt)
3. zeveren, zagen, melken
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
vgl. afzabberen; opzabberen
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Als ge oud wordt, dat is gelijk een baby zijn bavet: met een zakdoek rondlopen om het zabberen tegen te gaan.
3. zeg, zabbertrien, komt ge weer zabberen, ik ben de klaagmuur niet hè.
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt)
3. zeveren, zagen, melken
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Als ge oud wordt, dat is gelijk een baby zijn bavet: met een zakdoek rondlopen om het zabberen tegen te gaan.
3. zeg, zabbertrien, komt ge weer zabberen, ik ben de klaagmuur niet hè.
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby)
3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
Ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!
2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek rondlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!
3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby
3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
Ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!
2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek rondlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!
3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!
4. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
zie ook zabberstok
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby
3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
zie ook zabberaar, zabbertrien
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. – Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
– ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!
2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek ronlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!
3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!
4. – Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
– Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
2. kwijlen (speeksel dat uit mond loopt, zoals by baby
3. zeveren, zagen, lullen, melken, in de zin van steeds over hetzelfde beginnen
4. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. – Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
– ik drink giejn pint ma ik zabber daaraon!
2. a g’aat (oud) wurt das gelyk nen baby n zyne bavet: me ne zakdoek ronlope oem de kwijl van a mond’oeke te vyge!
3. zeg, zabbertrien, komde wee wa chikanere, kzn de klaagmuur ni zé!
4. – Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
– Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
2. Hageland en de Kempen: (mot)regenen, zie ook zeveren
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Het heeft weer den hielen dag gezabberd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
2. Hageland en de Kempen: (mot)regenen (zie ook zeveren)
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Het heet weer den hielen dag gezieverd.
Dat zabbert al een hele dag, kan de zon nu eens niet schijnen?
1. sabbelen, aan iets zuigen
2. Hageland en de Kempen: (mot)regenen (zie ook zeveren)
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Het heet weer den hielen dag gezieverd.
1. sabbelen, aan iets zuigen
2. Hageland: (mot)regenen (zie ook zeveren)
1. Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
2. Het heet weer den hielen dag gezieverd.
sabbelen, aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
sabbelen, aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
aan iets zuigen
Hij zit weer aan zijne lekstok te zabberen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.