Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De beschrijving van deze term werd 7 keer aangepast.
Zullen, gaan
In de Vlaanders wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook gaan halen, gaan gaan, gaan
We gingen gaan zwemmen.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook gaan halen, gaan gaan, gaan
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook gaan halen, gaan gaan, gaan
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook gaanhalen, gaan gaan, gaan
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook gaanhalen, gaan gaan, gaan
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Zullen, gaan
In gans Vlaanderen wordt gaan zeer vaak twee keer gebruikt in één werkwoordsvorm. De eerste gaan heeft de betekenis van zullen. De tweede gaan wordt door het Algemeen Nederlands als volledig fout beschouwd, maar betekent net iets meer dan gewoon een herhaling van de eerste gaan. Deze gaan voegt een lichte waarde van richting toe.
Verschil tussen één en twee gaan’s:
‘We gaan eten.’
situatie: moeder roept de rest van het gezin en roept ze op om te komen eten in de woonkamer.
‘We gaan gaan eten.’
situatie: we gaan op restaurant, we moeten ons dus eerst nog een eindje verplaatsen.
‘We gaan gaan zwemmen’
situatie: we stappen op de schoolbus naar het openbaar zwembad.
‘We gaan zwemmen’
situatie: we zijn in het openbaar zwembad en geven aan dat we nu in het zwembad zullen springen.
zie ook ganalen
We gaan slapen.
We gingen gaan zwemmen.
We zullen gaan eten.
Onze ploeg speelt op verplaatsing vandaag. We stappen op de bus en we gaan ze gaan inmaken.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.